straattheater, Nieuwjaarsspel
Vooraf zang:
Kom aalmoal binander, glunder en darg blide. Kom Ie joe kwainaits noar Bethlehem. Mark dat de boaz der wereld is geboornn. Kom schoemm wi hom ons geld tau. Joa wi wiln ons hier boegn. Kom zeln wi aal gojdag zegn ons Here.
De waarklu dei t' vai faurn warn zomet in t' licht zet: Gods licht oet de hemel hoog. Nait bange weedn: Joen hart en lief krigt groot gluk. Kiek hau klain is Gods Wieze. Gain hoes mor 'n staale huift hai. De vrede brengt dit poitje, ons Here.
Ain's pien wil hai vot daun; oopm mokn mien handn. Gain minsk het t' veur t' zegn in Jeso's Riek. Kind van de Leemmde nuig ons dien familie. Roem as t' heelal gefst ploatse; de dood zien tied gait over. Tot vrijheid lokt dit Woord van de HERE.
Melodie, allegro: b_ c C c d D / E e f g a D / G g g C_b_c_f e D / C_ a_ g_ D b_ c_ d c_ d e d / a gis f e gis a e / fis e d c_b_b_A_ / g_ D d D d D e f e C_
Bij een oud piepklein caravannetje, beschikbaar uit stalling De Ganzenhoeve te Zeewolde tot 31-12-2024; daarna te koop of te geef, komt een politieagent op. Hij bekijkt de caravan, schudt het hoofd, zoekt naar een bel met zijn hand langs het deurtje, klopt op het bovendeurtje. Er gebeurt niets.
Agent, kijkend naar het publiek: Er werd mij gezegd dat het in deze buurt moest zijn. Maar er is verder niets in de omgeving behalve dit caravannetje. Hij haalt de schouders op.
A: Lijkt mij toch geen goede plek voor een aanstaande moeder.
Hij klopt nog eens. Roept dan: Politie, doe als t' u blieft open.
Het blijft stil en de politieagent drentelt wat heen en weer.
Een tweede, heel jonge agent komt op en vraagt:
Jonge agent: Is het hier? Dat had ik niet gedacht.
A: 'k Weet het niet. Wàt had jij gedacht?
J: Och, wat zal ik zeggen; tenminste iets met alle faciliteiten. Maar hier zie ik zelfs geen elektra-kabel of zo. En een kraan? Water zullen ze zelf moeten aanslepen.
J: Zijn ze binnen met het kind?
A: Weet ik niet. Er wordt niet opengedaan.
J: Heb je wel hard genoeg geklopt of geroepen? Misschien slapen ze.
A brult: Politie! Open maken.
J tegen het publiek: We treden op in naam der wet.
Herodes komt op, gekleed als een romeins bevelhebber. Met een kroon op zijn hoofd die telkens er af valt. Die hij opvangt en weer op zet. Hij wordt vergezeld van soldaten in gewoon Hollands groen veldtenue.
Herodes brult: Waar is ie?
Open maken gebiedt hij tegen de soldaten. Die trappen tegen het deurtje dat niet op slot zit en niet erg beschadigd wordt.
H kijkt door het deurtje naar binnen.
H: Leeg!
H tegen de agenten: Waar zijn ze?!
H: Haal mij die geleerde jood.
De soldaten brengen een soort rabbijn op het toneel.
H tegen hem: Jullie hadden toch gezegd dat het kind waarover die Oosterse Wijzen vertelden hier ergens moet zijn?
Rabbijn: Oh, Herodes, dat staat in onze boeken. Het is een profetie over de nieuwe goede heerser. Maar tegenwoordig weten we dat voorspellen best moeilijk, zo niet onmogelijk is. Sommigen van ons denken dat die profetie eigenlijk slaat op koning David, zij het dan met terugwerkende kracht.
H: Ik ben hier koning en ik duld geen concurrenten. Ook geen potentiële zoals een pasgeboren kind. Waarover die Wijzen spraken.
R: Ach, eigenlijk interesseert die voorspelling ons momenteel niet bijster. Tenminste als wij de godsdienst mogen regelen en u, koning Herodes, de Romeinen met hun afgodsbeelden op enige afstand houdt. Wij hebben een en ander voor kennisgeving aangenomen en geen onderzoeksteam geformeerd.
Twee soldaten komen het toneel voor de caravan op met een vrouw die een lam in haar armen draagt. Het mag een speelgoeddier zijn, maar het moet wel kunnen blaten. Kennelijk komt de vrouw niet vrijwillig, want ze wordt geduwd en struikelt bijna.
H kijkt naar het lam: Ach wat schattig.
H: Ach wat lief zo'n klein schaapje. Hoe komt u daar zo aan?
V: Het hoort bij de kudde, maar was afgedwaald.
H: Afgedwaald.
V: Ik heb het moeten zoeken.
H: En gevonden!
V knikt van ja.
H: U hoedt een kudde?
V: Samen met anderen.
H: Dan bent u vast wel bekend in deze streek. Wij zoeken iemand.
Zijn kroon valt weer af. Een soldaat raapt die op. H grist de kroon uit zijn hand en zet die weer op.
V: Onze schapen grazen iets verderop. Wij kwamen hierheen toen de engelen zongen.
H: Zongen? Engelen?
Ondertussen zijn er enige kinderen bij komen staan. Het zijn volwassenen maar gekleed als kinderen.
H tegen V: Spreek eens wat duidelijker tegen mij de koning. Ik laat mij niets op de mouw spelden.
De kinderen aaien het lam dat een geluidje maakt.
V: De engelen zongen over de Messias.
H tegen R: Messias, wat is dat?
R: O koning Herodes; de Messias is de nieuwe koning die ons zal regeren.
De agenten knikken instemmend.
H streng tegen V: Vertel meer. Wat zongen die zogenaamde engelen?
V: Over vrede op Aarde en wij zijn hierheen gegaan om het kind dat de Messias zal zijn te eren.
H: Hierheen, naar dit caravannetje? Er is niets anders in de buurt. Een pasgeboren baby; maar de caravan is leeg.
H tegen de soldaten: Zijn ze gevlucht?
De soldaten laten merken dat ze hun wapens gereed hebben.
H: Ach, ik zei tegen die Oosterlingen dat ik het prinsje ook met een bezoek wilde vereren.
R: De echte Messias brengt iets nieuws. Iets belangrijks dat er voorheen niet was. Hij zal ons beter leren bidden, zodat we niet meer vast zullen zitten aan het offeren. De psalm zegt al dat zo'n offer niet meer nodig zal zijn. Helemaal niet want G.d vergeeft om niet.
R kijkt naar het publiek: Tenminste als de mensen dat ook kunnen.
H: Hou op, ik ben hier baas. Ik ben de koning.
H tegen het publiek: Ik moet wel de Romeinen te vriend houden maar over de joden ben ik de baas.
De soldaten klappen in de handen, bijval betuigend.
H tegen V: Ga naar de andere herders en zorg dat ze het kind hier brengen.
H glimlachend tegen V: Ik wil het ook graag zien en strelen.
H zijdelings tegen het publiek, sarcastisch: En de engeltjes horen zingen.
V gaat haastig weg. De kinderen zwaaien haar uit.
Dat ziet H en tegen de soldaten: Vooruit, sluit de kinderen op in de caravan. Hou ze daar totdat ik die baby-Messias te pakken krijg.
R, verschrikt: U mag die kinderen toch niet gijzelen?
H: Van wie niet? Ik ben baas.
Zijn kroon valt weer af en lijkt beschadigd als hij die weer op pakt.
H tegen het publiek: Ik ben de koning. Koning Herodes. Knoop dat goed in jullie oren.
Ondertussen worden de kinderen met veel geschreeuw en roepen om hun moeder door de soldaten in de caravan geduwd.
R gaat haastig weg. De politieagenten kijken een andere kant op.
H: Ziezo, voorlopig geen vuiltje aan de lucht. Hij wrijft zich in de handen. Die Messias! Wat moet de wereld met zo iemand die alles wil veranderen, zoals die jood zei? Het gaat nu toch prima?!
H zet zijn kroon wat steviger op zijn hoofden slaat zich op de borst.
H tegen de soldaten: Geeft Acht. Hij inspecteert vervolgens.
J tegen A: Wat moeten wij nou?
A en J lopen naar het deurtje van de caravan en gaan terug. Herhalen dit.
H tegen zijn soldaten: Vooruit pak dat kind. Als ik het niet vind steek ik de caravan in brand.
Een verschrikte soldaat: Maar majesteit, die kinderen daar.
H: DIE KINDEREN MOGEN ER NIET UIT.
Allen verstijven, ook in hun gaande bewegingen, een halve minuut lang.
Dan begint er muziek bijv. van een trekharmonica, en alle acteurs, R zonder kroon, ook de kinderen uit de caravan, de soldaten, V en R, A en J vormen een kring en zingen:
O Jeso, Gods gezant, wees welkom in ons land. U brengt het Nieuw Verbond; de Thora 's afgerond. Van knecht tot kind verheven wil d' HERE / Jaweh / Allah met ons leven in paradijselijk bestaan; waar ieder's schuld is weggedaan. O Schepper, groot van geest, lof zij U het allermeest. Gelijk de englen zingen. Doe ons naar vrede dringen.