maandag 27 oktober 2008

100.000 euro

       straattheater
                                    't Is ook nooit goed
 
Een klein maar mooi caravannetje staat op een plein en er langs lopen, druk pratend en gesticulerend, een kapitalist (hoge hoed, sigaar) en Wouter Bos (acteur met masker en PvdA op een armband). De kapitalist blijft staan om met de armen zijn betoog meer kracht bij te zetten, toevallig precies voor de caravan.
Kapitalist: Honderdduizend euro heb ik bij Icesave. Dat mag ik toch niet zomaar kwijt raken; daar moet je iets aan doen, Wouter Bos!
Bos: Tja, het is heel erg om je spaargeld te verliezen. Heb je nog wat geld achter de hand?
K: Haast niks; ik krijg dit jaar maar een paar ton bonus. Ik kom niet rond. Hoe moet ik het personeel van mijn villa betalen en de brandstof voor mijn drie autos en mijn jacht.
B: De regering probeert iedereen te helpen.
De mobiele telefoon van Bos rinkelt en hij neemt op.
B: Met de Minister...Oh, hallo Wellink. Tegen Publiek: St, ik heb de baas van de Nederlandsche Bank voor de telefoon..... Jawel meneer Wellink.......Zeker......Doe ik. Doei.
Bos bergt zijn telefoon op en zet een ministerssteek op.
B tegen K: Wees maar niet bezorgd; ik de Minister van Financieën garandeer honderdduizend euro spaargeld.
K klopt Bos op de schouder: Goed zo jongen, zo hoort het.
Onderwijl gaat het deurtje van de caravan open en Jan met ouderwetse platte pet kijkt rond, luistert en zegt: Ik heb geen spaargeld.
K: Wie geen spaargeld heeft krijgt ook geen rente.
K tegen B: Ik moet die honderdduizend euro spaargeld gauw terug hebben, want ik krijg nu geen 5,25% rente meer nadat ze op IJsland omgevallen zijn.
B: Komt in orde. De Staat der Nederlanden staat garant dat iedereen honderdduizend euro spaargeld terug krijgt, ongeacht bij wie en tegen welke rente gespaard is.
J tegen B: Nou, als u helpt is er misschien ook nog wel wat voor mij over. Hij wijst op zijn caravannetje: Kan ik best gebruiken voor een grotere behuizing.
K tegen J: Woont u in die caravan?
J: Ja, dat is goedkoper dan zo'n duur huurhuis.
K: Ik heb nog wel een woninkje te huur. Maar duizend euro per maand. Daar verdien ik haast niks op.
J: Nee dank je, het geld groeit me niet op mijn rug.
K tegen B: Kom, ik wil graag meteen mijn spaargeld terug.
B: Wordt aan gewerkt. We moeten solidair met elkaar zijn en samen zorgen dat spaarders niet gedupeerd worden.
B tegen J: U bent toch ook solidair?
J: Ik heb geen spaargeld.
B: Nee, maar de staat staat garant als u begrijpt wat ik bedoel. En de staat komt aan geld door middel van belasting.
J: Ik heb geen geld om belasting te betalen.
B: Als u geen belasting betaalt bent u niet solidair. Dat kunnen we niet hebben!
Een deurwaarder is opgekomen met opschrijfboek en verzegelspullen.
Deurwaarder: Als u niet meebetaalt moet ik helaas beslag leggen op uw caravan.
B en K knikken goedkeurend; wandelen daarna weg, nog druk in gesprek.
J tegen D: Ik heb geen geld om te betalen zodat spaarders hun geld terug krijgen.
D: Zo is de wet nu eenmaal.
Twee politieagenten komen op en trekken J uit zijn caravan. J verzet zich en geeft D die de deur van de caravan verder opentrekt een lichte klap: Afblijven!
De beide politieagenten samen, luidkeels op hoge toon tegen het publiek: Geweld tegen een ambtenaar in funktie!.
Ze boeien Jan met de ouderwetse pet en voeren hem af, terwijl D de caravan verzegelt en een biljet gerechtelijke verkoping opplakt.
Er klinkt muziek, liefst van boven, en een soprane zingt:
Zeg Jan met de pet,
ken jij niet de wet?
Solidair moet je zijn:
verzachten spaarders pijn.
Jij, voor een dubbeltje geboren
moet voelen als je niet wilt horen.
Oh, Wouter Bos, oh jofele vent,
wie rijk is jij verwent.
En 't mindre volk, vol kwaad en nijd
aan 't kortste eind het trekt.....altijd (giechelend).
Een mannenstem:
Hoera, leve de koningin
Hoera, leve de koningin en Wouter Bos
Hoera, leve de koningin en Wouter Bos en de PvdA.
 

donderdag 9 oktober 2008

Thee en biefstuk

>Een oud, klein, mooi caravannetje (beschikbaar in stalling De Ganzenhoeve, Zeewolde) staat op de Dam of bij de Stopera; een geit, aangebonden, eet van een hangende ris spruitenstronken.
Een politieagent komt aangeslenterd, bekijkt een en ander van alle kanten, klopt op de deur van de caravan, daarna op een ruitje, tuurt naar binnen, krabt achter zijn oor, ziet de geit, neemt zijn opschrijfboekje.
De burgemeester, herkenbaar aan de ambtsketting, komt langs, blijft staan en blijkt onder een grote theemuts een theepot met bekertjes bij zich te hebben. Hij biedt de agent thee aan, klopt ook op de caravan, biedt het publiek thee aan.
Het deurtje van de caravan gaat open, een vrouwtje 65+ komt tevoorschijn en krijgt ook thee.
 
Burgemeester: Prettig u te ontmoeten; als 't u blieft, een lekkere kop thee.
Vrouwtje: Dank u wel, wat aardig van u.
Politieagent: Mevrouw, het is verboden om op de Dam/dit plein te kamperen.
Hij kijkt met een schuin oog naar B. Helaas moet ik u verbaliseren.
B: Wacht even, mevrouw kan misschien uitleggen hoe zij hier met haar caravannetje en haar geit verzeild geraakt is. Was het per ongeluk, mevrouw?
V: Ja en nee. Ik hoorde dat de gemeente Amsterdam kersttoeslag geeft aan arme mensen zoals ik. Daarom kwam ik hier.
B: Zeker geven wij kersttoeslag; wel vijftig euro.
P terzijde: Maar vijftig euro, dat is veel te weinig voor ambtenaren zoals ik; dat moet de vakbond weten.
V: Ha fijn, vijftig euro kan ik prima gebruiken.
B: Vast wel, wat gaat u er mee doen? Een cadeau kopen?
P terzijde: Een cadeautjè dan. Veel meer kan ze er niet mee doen.
V: Ja en nee, hoewel, 't is maar hoe je het noemt.
B: U maakt mij nieuwsgierig. mag ik weten als ik niet onbeleefd ben wat u ervoor gaat kopen?
V: Biefstuk.
B: Eh, pardon, ik heb u niet goed verstaan.
V: Biefstuk.
B: Biefstuk?
V: Sappig, mals rundvlees van eersteklas kwaliteit. Niks varken of kip van de bio-industrie. Dat eet ik niet, want het is tegen de Tien Geboden.
B: Tien Geboden? Terzijde; Wij maken er veel meer. Vèrboden dan.
V: De Tien Geboden kennen ook aan het vee sabbath toe; ontspannen rondscharrelen in een natuurlijke omgeving.
P terzijde: Dat moet ik onthouden; zomaar rondscharrelen. Daar zitten vast wel wat bonnen in. Die geit slinger ik dadelijk ook op de bon.
V: Scharrelen in een natuurlijke omgeving, niet opsluiten in de schuren van de bio-industrie zonder zon en regen van de Schepper.
B: Ahum, ziet u dat zo! U eet dus biefstuk.
V: Ik ben er dol op. Maar het is heel duur.
B: Wij van de gemeente eten het soms wel een paar keer per week.
V: En u hoeft dan niet in een caravan te wonen om er voor te sparen? U hebt voldoende geld om ook een huis te hebben!
B: Tja, wij werken hard en worden daarvoor beloond.
P terzijde: Thee schenken en kletsen.
P: Mag ik vragen: Ook bij de politie bestaat er animo om regelmatig biefstuk te eten.
B terzijde: Dat lukt vast beter als jij veel bonnen schrijft.
V: Ik verheug me al zo op de kerst met die lekkere biefstuk dank zij uw vijftig euro.
B: Lust u geen reebout.. Oh,pardon, laten we het niet over eten hebben. Ik bedoel waarom woont u in een caravan?
V: Ik moet kiezen of delen. Of een klein huisje, een kamer bij vreemde mensen misschien en daarin pinaren, of af en toe mijzelf verwennen met biefstuk; mmm zo lekker!
P: Gaat u uw geit terzijnertijd ook opeten?
V: Nee, die geeft melk, het lieve dier.
 
Een vakbondsleidster kwam aangelopen en heeft toegeluisterd. Ze draagt een shirt met opschrift Leve de vakbond.
 
Leidster: Goededag samen; ik hoor dat de minima onvoldoende inkomen hebben voor een huis.
B: Niet helemaal waar; mevrouw zegt zelf dat het kiezen is. Of het een of het ander.
L: Maar u hebt beide, beter gezegd van alles.
B en P: Wij ambtenaren werken daar hard voor.
P tegen L: Vijftig euro kerstgratificatie is voor ons veel te weinig.
L: Zeker is dat veel te weinig, bent u vakbondslid? Dan kunt u op ons rekenen. Wij van het vakbondsbestuur eisen minstens drieeneenhalf procent.
B: Dat is misschien niet teveel en niet te weinig. Even uitrekenen: driekommavijf procent van mijn salaris zal ongeveer vijfduizend euro zijn. Daar kan ik wel èn reebout èn wild zwijn van eten met bovendien een welverdiende vakantie in Amerika of Azie.
P: Drieeneenhalf percent erbij; dat zal niet veel aanzetten omdat de inflatie weinig lager is.
V: Dan ga ik er weer op achteruit.
B: Nee hoor, wij van de gemeente en de regering zorgen ervoor dat u er niet op achteruit gaat. Terzijde: Maar ook niet op vooruit. Ze hoeft toch niet elke dag biefstuk te eten?
V: Kijk meneer de burgemeester: vroeger was er geen bio-industrie en er was geen Zeeman-textiel gemaakt door Chinese meisjes voor te laag loon.
L: Uitbuiting, daar protesteren wij tegen.
V: Ik wil geen uitbuiting van dieren en niet van Chinese vrouwen. Daarom ben ik met de boodschappen duurder uit dan het mandje van het Centraal Bureau voor de Statistiek aangeeft.
B: Ach, wij eten toch bijna allemaal van de bio-industrie en goedkope textiel is een zegen als je geen hoog inkomen hebt. Terzijde: Zo komen de armoedzaaiers tenminste niet in onze PC Hoofdtstraat.
L: Wij doen er wat aan, ik bedoel aan loonsverhogingen. Als u geld overmaakt wordt u lid van de vakbond.
P: Dat ben ik al, maar waar blijft mijn promotie? De betere baantjes zijn toch voor de vakbondsleden?
L: Tuurlijk; die hebben zich het meest ingespannen en er zijn genoeg ongeschoolden voor schoonmaakwerk en zo.
B: Juist, wij scheppen banen voor hen. Grijnzend terzijde: Hoeven we zelf niet schoon te maken.
V peinzend: Baantjes als schoonmaker en parkwacht. Niet bezig de goeie banen beter te verdelen en iedereen ontplooiingskansen te geven.
B: Gelooft u mij, mevrouw, wij hebben het allemaal nauwkeurig wetenschappelijk onderzocht: Er zijn een heleboel mensen minder geschikt voor de betere banen. Dat is niet hun schuld hoor, en wij helpen hen met vijftig euro extra in de kersttijd.
V: Ha fijn, dan kan ik biefstuk eten.
L: Het is niet goed dat u alsmaar biefstuk eet. Dan blijft er te weinig over voor andere mensen.
V: Is dat juist, meneer de burgemeester?
B: Nou, het is nu eenmaal zo dat verschil er moet zijn. Sommige mensen hebben wellicht meer recht op biefstuk dan anderen. In de kerk nuttigen ze ook geen biefstuk.
P: Alleen maar een klein stukje brood.
V: Daarna gaat iedereen gauw naar huis om apart biefstuk of gehaktbal te eten.
B: Zo is de wereld nu eenmaal.
L: Wij gaan er wat aan doen. Iedereen evenveel loonsverhoging.
V: Voor iedereen evenveel biefstuk erbij?
L: Dat ziet u verkeerd. wij rekenen in procenten. Dat is eerlijk, want voor iedereen gelijk.
B: Zeer goed opgemerkt. Wie driemaal in de week biefstuk op zijn  bord krijgt, liefst in verschillende goede restaurants (likt zich de lippen) heeft bij gelijke inkomenstoename recht op evenveel meer als wie 1 keer in de maand zo royaal dineert.
P: Waar hebben we het over. Over een grote biefstuk of een kleine?
L: Even cijferen: Per jaar zal dat een paar kilo respectievelijk een paar ons meer zijn voor de burgemeester en dat vrouwtje. Dat lijkt mij heel redelijk, want het is een gelijk percentage.
V: Nou, ik lust wel meer dan een paar ons in de kerstmaand.
B: Weest u toch blij. dat u in dit land woont en volop te eten hebt. Elders in de wereld lijden mensen vaak honger. Eigenlijk hoort u in een woning en dan moet de huurverhoging betaald worden. Veel biefstuk eten door mensen zoals u is niet goed voor de economie. De melk van uw geit is vast ook heel lekker. Terzijde: Kostelijke biefstuk verspillen aan zulke mensen (wijst op het vrouwtje) is niet in het belang van de gemeente. Agent, schrijf maar een bon wegens ongedisciplineerd wonen in een caravan zonder huur te betalen voor een woning. Mevrouw, ik kan u helpen aan een huurwoning. Die kunt u van mij huren, (Terzijde: de huren zijn hoog, hoera, kassa!) want zelf ontvang ik belastingaftrek op hypotheekrente en zo krijg ik geld vrij om arme mesnsen een woning te bezorgen.
P: Wat knap van de burgemeester. Zo krijgt hij extra inkomsten.
L: Wij van de vakbond zijn vóór huursubsidie.
B terzijde: Ik ook, kan ik meer huur vangen! Net als de rechters, parlementariers en andere rijken, die meer geld uit de schtkist krijgen dan nodig is voor levensonderhoud.
V: Wat moet ik nu; krijg ik die vijftig euro echt?
B: Dan moet u ingeschreven staan bij de gemeente. Dat kan alleen als u in een woning woont; niet in zo'n oud caravannetje.
V: Is het geen mooi ding, mijn caravannetje?
P: Het is verboden om langdurig in een caravan te verblijven. Ik ga u proces verbaal bezorgen.
L: Sluit u toch aan bij de vakbond. Als u contributie betaalt helpen wij u bij het vinden van een woning.
V: Ik houd van lekker eten, van biefstuk. Anderen houden van vakantie, geven geld uit aan autos; rijke mensen nemen een tweede huis.
B: Men kan niet alles hebben. U hoort te kiezen voor een huurwoning. Zo hoort het in dit land.
P terzijde: En de burgemeester en zijn klasse spekken. Tegen B: Zeer juist. Ik ben klaar om een bon te schrijven voor een hoge boete.
L: Ziet u wel, u krijgt een boete als u niet bij de vakbond bent die u kan helpen aan een woning. Waarom eet u met de kerst niet gewoon een heerlijk stukje kip of varkensvlees?
V het hoofd schuddend: Van de bio-industrie.
 
Een politie-takelwagen komt en sleept de caravan weg met daarin het vrouwtje die haastig haar geit naar binnen trekt. Ze roept nog: U deelt thee uit, maar de biefstuk houdt u voor uw eigen soort.
P: Probleem opgelost.
L zuchtend: Ja, probleem opgelost.
B: Nou, probleem opgelost? Ik had graag gezien dat het vrouwtje mijn huurwoning betrok. Dat is goed voor de economie.
P: Goed voor uw portemonnee bij deze hoge huren.
B: St, je hebt niets gezegd. Dit is een dienstbevel.
P: Tot uw orders. Tegen L: Kan er niet nog een procentje salarisverhoging bij?
L lachend: Of nog een heleboel procentjes. Je zou graag netzoveel verdienen als de burgemeester of als ik, hè?
P: Dat zou niet gek zijn. Kan ik elke dag biefstuk eten, in een mooi huis wonen en nog geld overhouden. Tegen publiek: En nog geld overhouden om arme mensen te helpen aan een huurhuis. Kassa!
 
Er komen twee jongeren op met een spandoek waarop de tekst:
 
Art 1 Verklaring van de rechten van de mens:
                    Ieder wordt geboren vrij en gelijk in rechten
Ze delen flyers uit met deze tekst en:
          Hierbij hoort beslist een materiële component: ieder heeft recht op een eigen minimale plek om te wonen of te verblijven zonder dat anderen daar tegen zijn wil munt uit slaan. Het gaat hierbij niet over de bouwvakker die een reële prestatie levert maar betreft huisjesmelkers en aandeelhouders van hypotheekbanken.
 
Muziek en zang:
 
Thee, thee, thee, een godendrank
voor iedereen of arm of rijk of zwart of blank
Zo'n lekker kopje thee doet je goed;
het geeft ook weer wat levensmoed
als zorgen om het huis en eten
des Scheppers rijke gaven doen vergeten.
Kijk nou die geit, zo'n ijvrig beest
dat alles eet met smaak en dan haar melk ons geeft.
 
Tja, biefstuk da's een luxe maal
waar rijken mee gaan aan de haal.
Maar straks in 't hemelrijk met ieder aan dezelfde dis:
De needrige die zit vooraan, gewis.
Oh, plukster van de thee, wat doe je goed.
Door ons nog uitgebuit zorg jij voor laven zoet
van 't lichaam en de geest. Thee drinken is een feest.
 
Er wordt opnieuw thee uitgeschonken en uitgedeeld.
 
Gesproken tekst:
En die biefstuk? Biefstuk eten?
De betere banen delen dan lukt dat wel zonder je te overeten.
Ook het mindere werk verdelen over allen, dan lukt het wel.
 
Gezang en muziek:
Oh theestruik, godsgeschenk in de natuur;
zuiver lijf en geest, maak elk een goede buur.