straattoneel
Voor een oud, piepklein caravannetje staat een aangebonden geit. Uit de caravan komt een oude vrouw met een bloemkool, waarvan ze de blaadjes aan de geit voert.
Oude vrouw: Lekker hè, geitje? Smul maar en geef mij jouw heerlijke melk.
Ze zingt iets van: Oh wat een regen/zonnedag, die ik weer beleven mag. Voor die mooie geit en het oude mens loopt alles heden weer naar wens. Tralala.
Een nette oude heer met grijs verzorgd kapsel komt op, samen met een vrouw van in de dertig. De heer wijst op de caravan en zegt tegen de vrouw:
Heer: Kijk, dat zou een mooi cadeau zijn.
Dertiger, verbaasd: Die oude caravan een mooi cadeau?
H: Ja, met Kerstmis mag er best een groot cadeau zijn voor mijn kleindochter.
D: Toch niet zo'n oude caravan. Ik weet wel wat beters.
H: Ik bedoel het caravannetje opgeknapt en mooi geschilderd.
D heft haar handen in de richting van het publiek.
H: Als poppenhuis voor jouw dochter. Ik heb net zo'n supergrote auto gekocht en wil jouw kind niet zo'n klein speelgoedding geven maar echt verrassen.
D: Verrassen met die oude caravan als poppenhuis?
H: Jawel; mooi opgeknapt en met allerlei speelgoedrobotjes als poppen.
D: Robotjes als poppen!
H: Daar zal kleine Marie echt heel blij mee zijn.
D: Wat voor robots?
H: Nou, bijvoorbeeld eentje die behalve zelf bewegen ook zelf kan huilen. En ook schaterlachen. En een robothondje of zo.
H wendt zich tot de oude vrouw die heeft staan toekijken.
H: Dag mevrouw, ik wil graag dit oude, piepkleine, in slechte staat verkerende caravannetje van u kopen. Wat denkt u van vijftig euro?
O: U wilt mij huisje kopen? Voor vijftig euro! Voor maar vijftig euro mijn prachtig caravannetje kopen?
H: Jawel; misschien kan ik er ook zestig euro voor geven.
O: Mijn huisje is niet te koop en al helemaal niet voor zestig euro.
H: Honderd dan?
O: Geen sprake van. De caravan is veel meer waard. en waar moet ik dan naar toe? En mijn geit!?
H: Zo te zien is de geit al oud en het meeste plezier krijgt u ervan als u hem laat slachten en daarvan lekker eet.
O: Foei, mij lieve diertje doodmaken. Geen sprake van. En de caravan is ons veel waard.
D tegen H: Verhoog je bod maar. Als je genoeg biedt krijg je het oude ding wel. Ik moet nog zien dat er een echt mooi poppenhuis van gemaakt kan worden. Je weet kleine Marie is best kieskeurig, net als jij.
H: Mevrouw, ik biedt u duizend euro en dat moet heus genoeg zijn.
O: Neen.
H: Mevrouw, u kunt met dat geld royaal een woning van de gemeente of van de woningcorporatie inrichten. Dan zit u veel beter dan in dit ouwe ding. Het is toch eigenlijk een schande dat zij u niet allang iets beters aangeboden hebben.
O: Ik zit hier best en mijn geit ook.
Een politieagent komt op.
Politieagent: Wat is hier aan de hand?
D: Die oude vrouw -ze wijst- wil haar caravannetje niet verkopen terwijl mijn vader toch een heel hoog bod gedaan heeft.
P: Ieder is vrij om te kopen of niet te verkopen.
D: Maar zo'n oud mens kun je toch niet in zo'n slecht, oud, piepklein caravannetje laten wonen.
H: Er is veel betere huisvesting beschikbaar. Daar zorgt de gemeenschap voor. Waarvan wij allen lid zijn.
D: Zo is het. Dat is onze plicht. Zorgen dat iedereen goede huisvesting krijgt. Ook deze oude vrouw.
P: Als ze dat niet wil; tja dan houdt het op.
O lacht: Ja, zo is het.
Een student komt op; lang, mager met bril.
Student: Goedemiddag. Ik doe onderzoek. Wellicht kunt u daaraan meewerken.
H: Wij werken altijd graag mee. Maar wat is het voor onderzoek als ik vragen mag?
D: Is het iets voor een studie of zo?
S: Inderdaad, ik studeer. Maar niet aan een universiteit, hoor. Ik moet het hebben van goede boeken en van eigen onderzoek.
H: Heel knap, studeren buiten de universiteit.
H tegen het publiek: Maar kom je dan ver?
O tegen S, wijzend op H: Deze meneer wil mijn caravannetje kopen. Hij wil er een soort poppenhuis van maken. Heeft een rijk kleinkind; dat moet grote cadeau's krijgen.
D: Nou ja, wij betalen ervoor.
P: Wie betaalt wordt eigenaar.
S: Om te betalen moet je geld hebben, maar sommige mensen komen daar niet eerlijk aan.
H: U bedoelt dieven en zo?
S: Nou eigenlijk meer flessetrekkers. Welgestelden die te weinig belasting afdragen.
H: Die moeten aangepakt worden.
S: Via de aftrek pensioenpremie worden er miljarden euro's overgeheveld uit de zakken van laagbetaalden naar wie al genoeg hebben, de welgestelden.
H: Ik betaal altijd mijn belasting.
O: Maar dus niet wat u meer zou moeten betalen als er geen aftrek voor de pensioenpremie bestond.
P: Ik heb wel eens horen zeggen dat die premieaftrek oneerlijk is. Laagbetaalden zoals ik moeten dan meer afdragen aan de fiscus,
H: de Schatkist moet vol, hè; daar zorgen wij wel voor.
O: U dus niet, want heeft en houdt geld over, dank zij die premieaftrek.
D: Oh, maar later betalen wij wel weer.
S: Van een pensioeninkomen dat lager is en dus krijgt de Schatkist minder;
O: blijft dat steken in de zakken van de rijken.
S: Ja, via de aftrek pensioenpremie wordt er netto geld overgeheveld van laagbetaalden -die immers moeten aanvullen- naar mensen met al een goed inkomen. Zoals onder meer de parlementariërs. Die dus voor dit stysteem zijn want ze hebben er zelf baat bij.
P zuchtend: De vakbondsbonzen verdienen flink. Die protesteren niet. Zou in eigen vlees snijden zijn.
O: Als ik het goed begrijp is er dus een soort zwendel gaande. Hoe heet zulke oplichting van arme mensen?
S: Je kunt het een soort flessetrekkerij noemen. met bedrog dat de gedupeerde neit begrijpt je zakken vullen.
O: Hoewel die al flink gevuld zijn!
H tegen het publiek: MIjn auto kost ook wat. Zo'n grote met vierwielaandrijving kost wat. Dat moet ik allemaal zelf betalen. Mijn portemonnee heeft ook een bodem hoor.
O: U zorgt er wel voor dat die niet te voorschijn komt?
D: Een mens moet toch leven, iets kunnen uitgeven aan leuke dingen. De premieaftrek hebben wij echt nodig.
S: Maar zo betaalt u niet werkelijk naar draagkracht.
P: Dat is strafbaar. Zaken van oplichting, zwendel, flessetrekkerij moeten voor de rechter komen.
S: Dat is het em nu juist. De rechters willen die premieaftrek niet behandelen hoewel het de minderdraagkrachtigen zeer schaadt. Het gaat om jaarlijks vele miljarden.
D: Waarom willen ze niet behandelen?
S: Dat is vanwege de Grondwet, artikel 120.
P: Legt u die maar uit. Ik heb er niet dagelijks mee te maken. Wat behelst het?
S: Het behelst dat de rechter niet treeedt in wat het parlement besluit, voor wet aanneemt zoals over toekenning van aftrek pensioenpremie.
D: "Treedt niet in" betekent dacht ik -ze trekt een nadenkend gezicht- er zich niet mee bemoeit.
S: Precies. Zo is de rechter een knecht van de welgestelden geworden en daarom zit ik niet op een universiteit.
H: Jammer dat u niet naar de universiteit gaat, want de professoren zouden u een en ander kunnen uitleggen.
S: Neen; die professoren zijn zelf welgesteld, hebben baat bij de aftrek pensioenpremie. Dat het ten koste gaat van laagbetaalden kan hen niets schelen.
O: Want zij zullen toch wel weten hoe de vork in de steel steekt?
S: Zeker, maar ze zwijgen en dat is kennelijk opzettelijk.
P: Professoren, rechters; één pot nat toch, dacht ik.
H: De rechterlijke macht is onafhankelijk in onze rechtsstaat.
S: Welneen, de rechters zijn allemaal knechten van de rijken. Zo gedragen zij zich. Vandaar ook de belastingontduiking op de Zuid-As.
O: Als men eerlijk wil zijn zou men die aftrek opheffen en lagere tarieven gaan rekenen voor de rijken.
P: Nou, ik denk dat daar maar weinig van terecht komt. Rijken vormen een minderheid. Bij een referendum zou een belastingverlaging voor hen weggestemd worden.
O: Daarom willen zij natuurlijk niet aan het referendum, die parlementariërs.
P: Ach, ik kan er ook niets aan doen.
D: Hoeft ook niet. De situatie zoals die nu is is goed. Meneer de student babbelt maar wat. De professoren op de universiteiten weten heus wel beter; het zijn daar eerlijke, kundige lieden. Geen flessetrekkers!
H tegen O: Als u het caravannetje niet wilt verkopen gaan wij verder. Mijn laatste bod is tweeduizend euro.
H zijdelings tegen het publiek: Is toch nog een stuk goedkoper dan zo'n dure vakman inschakelen om een groot poppenhuis te maken.
O glimlacht: Ik ben tevreden met mijn caravannetje en de geit, Al zou ik best wel een grotere willen, maar dat is toch niet persé nodig.
P: U moet een vergunning hebben om hier te staan.
D: Dat kost een boel geld. Toch maar beter om het ding te verkopen?
P: De boete is hoger dan wat een vergunning kost. Maar ik denk niet dat u een vergunning krijgt om hier zomaar te staan.
H: Dat zou iedereen wel willen.
O: Mensen met geld kunnen de mooiste plekjes uitzoeken.
H: Nou ja, ik werk voor mijn geld. Ik heb goed belegd. Onder meer in aandelen van de banken.
S: Die geven voor spaargeld minder koopkracht terug als gevolg van de inflatie.
P: Weet ik; ik spaar voor een grote aankoop, maar die wordt steeds duurder.
S: Beleggen in onroerend goed en aandelenis alleen weggelegd voor wie echt geld over heeft. Die kan daarmee meer binnenhalen dan de kleine spaarder bij de bank met hoogstens een paar procent rente.
O: Wat nu?
P: Wat nu?
H en D: Wat nu!
S tegen het publiek: Wat nu?
Ze geven elkaar een hand en zingen:
Wij zijn van de familie, de Nederlandse familie. Achter de duinen ligt een rijk land, maar niet elk heeft daar een mooi pand.
Ze laten elkaar los en zingen:
Wij zijn geen familie en stoppen u n niets in de hand. Oh ja, de kerstman geeft aan de familie en Sinterklaas idem aan eigen familie. Die Maarten van november elf hield zijn warme mantel niet geheel zelf. Hij moet wel gek zijn geweest.
O en S: Daarom vieren kinderen feest.
Ze geven allemaal elkaar weer dehand en zingen:
En al wie dit hoort of leest: Gedraag je niet als een beest. Die Maarten is toch zo gek niet geweest: Hij hield van de naaste en dat telt het meest.
(Het caravannetje staat bij stalling De Ganzenhoeve te Zeewolde. De stalling wordt eind dit jaar opgeheven en is daarom gratis te verkrijgen voor wie plek heeft of straattoneel opvoert. Anders wordt het mogelijk vernietigd).