vrijdag 17 februari 2017

.............. bijdrage sterrekunde................

fantasieën bij de Einstein aanhang

           In de sterrekunde is een interval een belangrijk begrip. Het geeft bij relativiteit afstand weer, gemeten aan tijd en ruimte factoren. Controverse bestaat er evenwel over de eerste, de tijdscomponent, het tijdsinterval. Vasily Yanchilin in zijn boek The Quantum Theory of Gravitation (2003) verwoordt dit op pagina 192 aldus: Ieder is het er over eens dat nabij massa dat tijdsinterval kleiner wordt. In de algemene relativiteitstheorie vat men dit zo op dat nabij massa slechts een fractie van een seconde passeert als in lege ruimte er een hele seconde verstrijkt. Maar deze russische wetenschapper stelt dat tijd gebonden is aan fysische processen. Algemeen wordt geaccepteerd dat nabij massa de lengte-eenheid kleiner wordt en zo krimpen atomen met als gevolg hogere frequenties van straling uitzendende, verspringende elektronen. Hogere frequentie bij massa betekent snellere seconde. Welke redenering is logisch verantwoord?
Het volgende even overslaan tot u klaar bent met uw eigen beschouwing. Yanchilin: Als de lengtemaat krimpt worden de afstanden groter, als fysische processen daarentegen minder tijd nodig hebben wordt ook de totale duur kleiner. Dit besef mankeert bij de Einstein aanhang.
                                                 

verdere notities

                                          Het karakter van straling zoals licht valt in een model te beschouwen als een autonoom proces. Dan krijg je bijvoorbeeld onveranderlijke lichtsnelheid, bezien vanuit dat zelfstandig fysisch gebeuren. Maar voor de buitenwereld is er wel degelijk variatie en dit is op twee manieren uit te drukken, namelijk met tragere of snellere seconde en in veranderende snelheid der fotonen per vaste seconde. Beide worden, zo is algemeen erkend, bepaald door de aanwezige massa. De ene theorie stelt dat deze de seconde vertraagt en zulks tot het uiterste bij een zogenaamd zwart gat, terwijl de andere het tegenovergestelde, een snellere seconde nabij massa, aanneemt; hetwelk correspondeert met het explosieve karakter van het zeer geconcentreerde vroege heelal. Als bij een zwart gat de seconde zeer opgerekt wordt mag de lichtsnelheid gewoon, net als bij een verre waarnemer in leeg gebied, een 300.000 km/sec blijven, want het resultaat is dat de fotonen bij dat gat gedurende een seconde op de klok van de waarnemer slechts een miniem afstandje afleggen. De andere, nieuwere theorie ontkent versnelde uitdijing van het heelal en neemt aan dat de lichtsnelheid in het verleden groter was (vergeleken bij de tegenwoordige die de huidige waarnemer vaststelt op genoemd getal). Hierom moet dan de standaard supernova Ia gecorrigeerd worden en verdwijnt die versnelling. Waarvoor overigens wel een Nobelprijs kwam. Er werd per seconde van de waarnemer volgens deze zienswijze dus voorheen een grotere afstand overbrugd. Dan kun je dit ook weergeven met overbrugging van gelijke afstand toen gedurende een kortere seconde (in het vroegere heelal van meer opeengepakte massa en hogere afgeleide potentiaal). Ofwel verlopen de fysische processen nabij massa sneller.

Het foton trekt zich niets aan van kip of ei kwesties, doch kan als electromagnetische trilling niet totaal onafhankelijk zijn van al het andere in het universum. Vasily Yanchilin stelt als hypothese -gebaseerd op kwantitatieve gegevens- dat de potentiaal van de totale massa van het heelal bepalend is voor de voortplantingssnelheid der fotonen en specificeert de relatie numeriek. Maar hoe zit het kwalitatief; gaat het mogelijk om een kwantummechanische proces met verspringingen in slechts één richting? Aan potentiaal draagt behalve de gekende materie ook donkere massa bij. Deze is onderhevig aan zwaartekracht en daarom niet gelijkmatig verspreid. Zo kan zich bij de Aarde een kleine ophoping bevinden met als resultaat iets snellere lichtgolven. Bij de planeten is buitengaatse massa niet bolvormig verdeeld maar hoofdzakelijk in een soort ring geconcentreerd. Als binnen en buiten zo'n ring nu eens metingen verricht worden.... Deels werd dat misschien al gedaan met atoomklokken in satelieten. Analyse van zulke metingen lijkt moeilijk omdat zelfs dag en nacht verschil maken; namelijk heeft zonlicht rond de Aarde een massa equivalent.

Het overbruggen van afstand behelst in de gewone mechanica het afleggen van een traject. Bij kwantummechanische processen schijnt dat anders te gaan: er treden verspringingen op, zodanig dat zich iets manifesteert op een bepaalde plek en na een tijdje ongeveer gelijk aan nul (minder dan de Planck tijdseenheid) hetzelfde op een andere plaats. Een discontinue beweging noemt Yanchilin dat: sneller dan de Plancktijd "appearing and disappearing at any arbitrary point". Dat snappen wij niet. Maar het zorgt wel voor het creëren van een driedimensionale ruimte en die kun je eigenlijk nergens anders aan vastknopen; is niet definieerbaar als je geen referentiestelsel hebt en wat zou dit laatste moeten zijn? Lichtsnelheid vastknopen aan potentiaal van massa lijkt niet onlogisch want fotonen hebben een massa equivalent. Een foton bevat energie welke met de formule van Einstein over de relatie tussen energie, massa en kwadraat van de lichtsnelheid nauwkeurig uit te drukken valt, alsook te vertalen is in golflengte of trillingsfrequentie en de Planck. Echter neemt potentiaal lineair af, hetgeen betekent dat er al ruimte gedefinieerd is. Doet kwantummechanisch opererend licht dat? Dan zou je Yanchilin's stelling/hypothese dat lichtsnelheid afhankelijk is van potentiaal moeten omdraaien: potentiaal wordt gedragen door de verspreiding van straling; deze laatste is zonder meer omnipresent. Indien aan de rand van het heelal, welke overigens naar buiten verschuift met de tijd, de lichtsnelheid tot nul vertraagt en alles in een puur kwantummechanische toestand komt te verkeren met verlies van kenmerken zoals richting en snelheid... dan zou het éénrichtingsverkeer van de verspringende kwantummechanische ieten moeten zijn gestopt om plaats te maken voor overgangen in alle richtingen en terug. Dat is eveneens kenmerkend voor geïsoleerde massa, niet door naburige objecten onderhevig aan zwaartekracht/aantrekkingskracht. Een ding wordt zo gewichtloos als een astronaut in een sateliet.

De schaduwen achter het vuur op de muur van de grot worden veroorzaakt door absentie van fotonen. Niet het licht blijkt brenger van de afbeeldingen maar er is sprake van tegenhouden der fotonen. Dit is de meest realistische weergave van het gebeuren omdat de bewegers de schaduwen veroorzaken en niet de stralingsbron hiervoor verantwoordelijk is. Behalve als de beweger in bevroren toestand verkeert. Dan kun je met je zaklantaarn aan en uitknippen en het licht oorzaak maken van het fenomeen schaduwen; meer dan het stilstaande object dat zonder licht immers niets betekent qua afbeelding op de muur.

            zwaartekracht

Een eeuw geleden ontstond de algemene relativiteitstheorie, waarvan een belangrijk kenmerk is dat de seconde nabij massa vertraagt. Onder meer is deze theorie gebaseerd op het equivalentieprincipe, maar dat is niet terecht want een lading zendt in een gravitatieveld geen straling uit en doet dit wel bij versnelling in een non-inertiaal stelsel. Vasily Yanchilin merkt dit op in zijn boek The Quantum Theory of Gravitation (2003) en voegt daar aan toe dat een foton het principe van least action volgt: bij het passeren van een massa de baan zo kiest dat dit met de grootst mogelijke stappen - oscillaties met lage frequentie- en daarvan zo weinig mogelijk gebeurt. Waarneming toont aan dat die massa met een boogje gepasseerd wordt en derhalve is de conclusie dat verder van massa af de tijd trager verloopt, precies het tegenovergestelde van wat Einstein beweerde. Ieder is het er over eens dat nabij massa de lengtemaat krimpt en daardoor worden atomen kleiner. Dit betekent dat er meer energie nodig is voor elektronen om van baan te verspringen. Dat uit zich in hogere frequentie van de uitgezonden straling en alweer blijkt zo dat de tijd nabij massa juist sneller verloopt. Dit is in overeenstemming met het snelle verloop rond wat heet de Big Bang en bestempelt zwarte gaten met stilstand van de tijd als fantasie; het zijn gewoon grote massa's. Yanchilin komt met een kwalitatieve verklaring van de zwaartekracht terwijl Newton en Einstein slechts kwantitatieve beschrijvingen gaven. Hij stelt als hypothese dat massa de Heisenberg onzekerheid vermindert en zo wordt zwaartekracht een puur kwantummechanisch verschijnsel: in de helft van een deeltje het dichtst bij een externe massa zullen er minder kwantummechanische overgangen naar de verste helft zijn dan omgekeerd. Het netto resultaat is verplaatsing van het deeltje in de richting van die externe massa. Een eeuw geleden was de kwantummechanica nog onbekend en deze strookt niet met Einstein's theorie. Wel blijft zijn speciale relativiteitstheorie van kracht mits met toevoeging dat de lichtsnelheid voor alle bewegende waarnemers hetzelfde is op een bepaalde tijd en een bepaalde plaats. Yanchilin knoopt c namelijk vast aan de potentiaal van de totale massa van het heelal, welke met de uitdijing vermindert en zo neemt ook c af om nul te worden aan de "rand"  van het heelal. Daar komt alles te verkeren in een puur kwantum mechanische toestand met verlies van richting, snelheid, kortom met volledige onbepaaldheid. Omgekeerd was dan vroeger de lichtsnelheid groter en dit noopt tot correctie van de supernova Ia standaard: zo verdwijnt versnelde uitdijing van het heelal, moet de Nobelprijs daarvoor geretourneerd worden en verliest ook negatieve energie betekenis. Deze  was toch al in strijd met de natuurwetten, evenals de zogenaamde inflatie. In een gesloten systeem trekken deeltjes elkaar aan terwijl het impulsmoment gelijk moet blijven. Daarop baseert Yanchilin de idee dat restmassa in het jonge heelal kleiner was, hetgeen uiteraard het explosieve gebeuren toen vergemakkelijkte. Misschien moeten hierbij nog bezien worden evt transformaties massa-energie. Vermeldenswaard is voorts de nieuwe analyse van de roodverschuiving van zonlicht. In de oude theorie wordt die geweten aan èn tragere tijd op de zon èn aan het overwinnen van de aantrekkingskracht van de zonnemassa, terwijl niet de som van beide gemeten wordt! Het vraagstuk van donkere massa blijft onopgelost, hoewel het vermoeden geuit wordt dat het "oud licht" kan zijn, straling die verstrooid raakte en het vermogen om nog met iets te reageren ging missen, behalve bij concentratie zoal via een lens. Straling is zeer overvloedig ook rond de Aarde, nergens ontbrekend en mogelijk medium voor overdracht van bijv. potentiaal gelijk men dat vroeger toedacht aan ether. Of straling "bestaat" uit kwantummechanische verspringingen in één richting is these voor verder onderzoek. De Russische wetenschapper komt met afleiding uit de golftheorie tot een gewijzigde formule voor een interval, een in de astronomie belangrijk item, dat het bestaan van zwarte gaten uit sluit. Normaal is dat andere geleerden zijn argumentatie bezien en zo mogelijk tegenweer leveren doch niets van dit alles. Met Wikipedia voorop wordt het werk van de rus geboycot gelijk in de duistere Middeleeuwen voor gevestigde autoriteit onwelgevallige boeken op de brandstapel gingen. De universiteit te Utrecht bedacht voor tekortkomingen in de algemene relativiteitstheorie een renormalisatie, maar als Einstein het niet juist had wordt hun werk waardeloos en daarom wil men niets van de nieuwe theorie weten. In Amsterdam bedacht men een eigen theorietje, welke echter niets oplost en daarom geen waarde heeft. Maar mede mogelijk gemaakt dank zij vriendschappelijke betrekkingen kon er wel een Spinozapremie van een miljoen euro gepakt worden. Ondertussen blijven de studenten onwetend, dom en krijgen zij geen ruimer zicht op de horizon zoals Yanchilin beschrijft. Tussen haakjes is ie daarbij soms ietwat verstrooid en blijft hij de Planck "constante van Planck" noemen hoewel die verandert en wel omgekeerd aan c. Hij beweert allerminst het laatste woord te hebben en een probleem is dat atoomklokken in satelieten sneller lijken te tikken dan op Aarde. Echter is donkere massa ook onderhevig aan de aantrekkingskracht van de aardmassa en mogelijk is er een ring van donkere massa rond de planeet die lokaal de potentiaal doet toenemen en ergo idem het tikken. Te onderzoeken ware verder of door geringere bindingsenergie de elektronen iets vrijer bewegen daarboven.

Eerder werd op deze site al verscheiden keren melding gemaakt van de nieuwe theorie die met de woorden van Feynman door de huishoudster al begrepen kan worden. Vertaling van het boek in het nederlands is niet echt nodig omdat Yanchilin didactisch zijn verhaal uitmuntend brengt. De hierbij gebezigde wiskunde heb ik OK bevonden. Maar voor de middelbare school zou een samenvatting in de eigen taal wel prettig zijn. Het boek is gemakkelijk verkrijgbaar via google en staat al op de plank van beide universitaire biebs in Amsterdam, evenals te Groningen. Het naar Leiden door mij gestuurde exemplaar kwam terug wegens gebrek aan interesse. In Nijmegen blijft men geloven aan zwarte gaten. Wie het gaat lezen kan beginnen op pagina 192, waar blijkt dat Einstein's algemene relativiteitstheorie een wiskundig karakter heeft, niet consistent met werkelijke fysische processen zoals het voortschrijden van tijd die niet abstract is doch gebonden aan fysische processen. Er is verschil tussen wiskunde en fysica, want een punt bestaat in de laatste niet omdat het geen afmetingen heeft en zo blijft de begintoestand van het universum vooralsnog een groot raadsel; de Eerste Oorzaak is in de wetenschap volkomen onbekend. Dit neemt niet weg dat ook filosofen gespecialiseerd in logica Yanchilin's boek kunnen doorvorsen, hun bevindingen kenbaar maken. Zo hoort het.

Geen opmerkingen: