dinsdag 3 februari 2009
straattheater Q
Quilcsalkmot
Een caravannetje waarvoor een jonge vrouw in zomerse kledij zit.
Quilcsalkmot komt aanzetten met gebogen gang als van een dier. Hij draagt bontjas, -muts en -wanten.
Q: Br wat is het koud hier. Terzijde: Ik ben warmer gewend. Brrr, foei, nog geen 30 graden denk ik. Brrr.
Hij ziet het caravannetje, sluipt naderbij, loert.
Q: Daar is wellicht werk voor mij. Hoe zal ik mij voordoen?
Hij verandert in net pak dragend. De muts afzettend worden er twee horens zichtbaar. Die bedekt hij met een zwarte hoed.
Q: Goede middag, mevrouwtje. Mooi warm weertje he? Hij rilt.
V glimlachend: Daag.
Q: Leuk caravannetje hebt u.
V: Voor de vakantie. Ik bedoel: Mijn huis heb ik verhuurd aan vakantiegangers. Zo verdien ik een beetje bij.
Q: Uw man werkt niet?
V: Die is overleden aan kinderverlamming.
Q: Ach, mijn deelname. Hij peinst, krabt zich achter het oor en terzijde: Heb ik die nou wel of niet bij ons in het vuur?
V staat op en kijkt de weg af.
Q slaat gade en vraagt: Ziet u iets, eh wat u behaagt?
V: Nee, of beter nog niet. Ziet u, mijn kind komt dadelijk van school en ik ben een beetje ongerust. Er schijnt polio de ronde te doen en dat is erg besmettelijk.
Q: Is het niet ingeent?
V: Nee, onze dominee zei dat het niet mag.
Q: Van wie niet?
V: Van God niet. Bij het woordje God krimpt Q telkens ineen.
Q: Oei! Hij denkt na, loopt heen en weer. Meent een antwoord gevonden te hebben, bedenkt zich. Tenslotte terzijde:Die "voorganger" zal wel door de andere dominees weggejaagd worden. Gelukkig is het nog niet zover.
Q: De dominee heeft vast gelijk. Terzijde: Een kind erbij in ons gezellige (hij grijnst) vuur is altijd welkom. Zo'n kleintje mag liefst niet de andere kant op naar de hemel. Dat moet ik voorkomen. En nu al een rot leven voor zo'n schepsel is mooi meegenomen.
Q listig: Als u bidt dat uw kind geen polio krijgt zal het vast niet gebeuren. Stenen kunnen toch ook brood worden?
V: Ja maar, je mag God (Q krimpt ineen) niet verzoeken.
Q: Och kom. Die vangt de mensenkinderen toch ook op als zij vallen!?
V: Ja maar, zoiets uitlokken. Ik moet er niet aan denken.
Q: Tja, misschien kan ik u helpen. Ik ben van de verzekering, ziet u? Als u even tekent, met een druppeltje bloed graag; het prikje doet helemaal geen pijn.
V: Ja maar, ze aarzelt, dan nadrukkelijker: hoor ik het goed? U wilt mijn bloed?
Q: Och, een klein druppeltje maar. Ik garandeer u dat er dan optimaal voor uw kind gezorgd zal worden. Terzijde, grijnzend: Sommigen geloven me nog ook.
Een druppeltje maar en ik persoonlijk zorg ervoor dat jouw kind en jij in het mooiste huis van de buurt zullen komen wonen. Die ouwe caravan is toch veel te klein. Jullie verdienen beter, een prachtige villa.
Terzijde: Maar dat kan natuurlijk wel afbranden. Of instorten. Misschien kan ik een windhoos regelen. Iemand nog een tip voor me?
Een kind komt aanrennen. De vrouw vangt het op in haar armen. Het kind huilt. Ze vraagt wat er aan schort.
K: Mama, ze willen ons op school komen prikken. Dat doet vast heel veel pijn.
V: Prikken?
Q: Prikken?
V: Waarvoor prikken. Ze willen toch geen bloed van je?
Q terzijde, ongerust: Concurrentie?
K: Nee, mam, maar het bloedt misschien wel. Voegt er rustiger aan toe: Een beetje misschien, heel misschien een ietsje. Het kind maakt zich vrij van de moeder en wordt weer de oude, vrolijk.
V: Waarom willen ze jou prikken, lieverd?
K: Tegen de polio. Anders wordt ik misschien misvormd.
Q: Dat valt best mee hoor, misvorming. Het staat helemaal niet lelijk en het vormt geen enkel beletsel om bij ons te komen.
V: Bij U? Waar komt u vandaan? Terzijde: Is het daar wel pluis?
Q doet verontwaardigd: Nou bij ons in huis.....is het lekker warm. (Terzijde: om niet te zeggen heet, gloeiend, verstikkend heet) en iedereen kan net zo vaak en net zo diep geprikt worden, haha, als hij maar wil (terzijde: En ook als hij niet wil). Daar sta ik garant voor.
V: Wie bent u?
Muziek van straatmuzikanten:
Q zingt:
Mijn naam is Quilczalkmot
of Czalkmotquil
Bij ons geldt geen gebod;
een tang maakt stil!
Als 't volkje krijst en smeekt
geen meelij ons doorweekt.
V zingt: Mijn kind, jouw Maker heb ik lief
'k bescherm je voor de dief.
Nu aangereikt de spuit!
Behoudt mijn kleine guit.
Het prikje doet geen zeer,
verblijdt de Lieve Heer!
Q: Ach, 'k wil zo graag dat vrouwtje
binden aan mijn touwtje
en leiden naar de hel.
V: De duivel is heel fel:
Met valse hulp vermomd
uit duisternis hij komt.
Q, hoofdschuddend:
'k Zal zinken naar benee;
daar is mijn vaste stee.
Dit rondgaan is mislukt.
V: De hemel prijs en lof
want 't serum is zeer tof,
voorkomt rakend gebukt.
Q: 'k Mot afzien nu alweer
van wat ik zo begeer:
voor mensen groot ellende.
V: Oh dokters, welkom nog;
uw zorg is dienend toch;
tot hulp zich ieder wende!
De muziek stopt.
Q schreeuwend: Wat ben IK? Ik ben ego. Wat kan mij de gezondheid van zo'n kind schelen. Als een kalf in de put valt moet het daar zelf maar weer uit zien te komen. Zeker 's zondags. Hij loopt weg.
De straatmuzikanten spelen de psalm "Looft de Heer want Hij is goed; looft Hem met een blij gemoed" en de vrouw met haar kind maken op de muziek een dansje.
Iedereen kan meedansen.
Dit straattheater bedoelt bij te dragen aan de campagne voor inenting tegen polio.
In de optiek van het stuk wordt naast fysieke ook geestelijke evolutie onderkend. Van Boven komt verspreiding van lief en leed zodat de mens geen zombie wordt maar door schade en schande wijzer zich richt op ontwikkeling, inhoudend ook het zoeken van God. En zo nodig van zijn helpertjes zoals dokters.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten