straattoneel
Uit een piepklein oud caravannetje komt een man, gekleed in een zelfgemaakt uniform. Hij hangt een bord op met daarop OOS, kijkt er naar, gaat de caravan binnen en komt er uit met de toevoeging wachtpost. Dan zingt hij ontspannen:
K: Links is slecht
rechts dat vecht
voor Wodan altemaal
en onze generaal
Wij.....
K: Hoe was het nou verder; hij peinst, zegt: wij willen? wij moeten? wij zullen? wij hebben? Ik weet het niet meer.
Tipsy, een sjiek geklede verzorgde meid komt op, een tikkeltje animerend, met sigaret en wijnglas.
T: Ik hoorde je zingen. Wie is Wodan?
K: Wodan of Odin, dat is hetzelfde; het is denk ik een god van oorlog, of misschien van alles. Bij de Germanen vroeger, bedoel ik.
T: Waarom zing je daarover? Die Wodan of Odin is toch allang dood?
K wijst naar het bord.
K: Kijk, die letters staan voor Soldiers of Odin. Oh, ik moet die S aan de voorkant zetten.
Hij doet dat met een beetje moeite; T kijkt belangstellend toe.
T: Soldiers? Ben jij soldaat?
K: Jawel, wij zijn nieuwe soldaten die zich inzetten voor goede zaken.
T: Zoals?
K: Nou, wij beschermen vrouwen.
T knikt en zegt: Ik heet Tipsy. Ze wijst naar het woord wachtpost.
T: En dat, moet je ook wachtlopen of zoiets?
K ietwat verrast: Ja, eigenlijk wel; daar had ik nog niet aan gedacht.
T lachend: Voorwaarts mars; één twee drie. Ze marcheert zelf ook en K voegt zich er bij. Ze hebben pret.
K: Als je een man was zou onze generaal je er graag bij hebben.
T: Generaal? hebben jullie een generaal? Dat is toch een hele hoge! Waar is hij? Waar kan ik hem vinden.
T loopt weg; K beteuterd achterlatend.
K gaat zitten.
K: Had ik nou maar niks gezegd over de generaal. 't Is alsmaar dat vrouwen graag hogerop willen. Jammer, jamnmer; 't leek me wel een lekkere meid.
Hij schudt het hoofd en leunt achterover met de ogen dicht.
K mompelend: Een lekkere meid. Hij soest.
Een vrouwelijke ridder, gewoon in vrijetijdskleding, komt op.
R: Hoi.
K schrikt op, gaat staan en zegt: Dag.
R: Leuk caravannetje; wat zie ik?: wachtpost SOO? Ben jij een krijgsknecht van Wodan?
K: Soldaat van Odin. wij waken en wij vechten desnoods. Wij beschermen de mensen, ook jou.
K kijkt monterend naar de kloeke jonge gestalte van R.
R; Fijn hoor; goede wil heb je, zo te horen.
K: Zeker, en onze organisatie traint ons.
K en R kijken rond naar het publiek.
K tegen R: Hoe kom jij hier zo verzeild?
R: Eigenlijk toevallig, maar ik geef mijn ogen goed de kost en probeer op te merken wat er gaande is, zoals -verrassing- een heuse wachtpost van de soldaten van Odin.
K: Heb je misschien een reden om zo opmerkzaam te zijn?
R: Jawel, ik hoor namelijk bij de nieuwe ridders.
K: Nieuwe ridders? Wat is dat nou weer? Ridders zijn toch allang uitgestorven?! Die hoorden in de Middeleeuwen thuis.
R: Ja en nee; kijk jij bent een soldaat en een soldaat doet wat de meerdere, zijn baas, zegt. Zonder nadenken!
K: Zo hoort dat in een leger.
R: Zonder zich af te vragen of die baas wel zuiver is, zuiver op de graad, enz. enz.
K: Och, ik heb hem toch zelf gezien, onze generaal. Hij geeft leiding.
R: Bij ons is dat anders. Wij zijn geen knechten, geen ondergeschikten; daarom noemen wij ons ridders. Ik bedoel wij proberen zelf hoofd en handen goed te leren gebruiken.
K: Hebben die ridders van jou geen uniform?
Hij gaat recht staan, rekt zich iets uit; als "in de houding".
R: Niet nodig, toch! Weet je, ons idee is dat elk mens moet proberen een goede ridder te zijn, ridderlijk optreden.
K: Die edelen van vroeger waren toch meest viezeriken, uitbuiters, dieven, rovers, erger dan gewoon grauw?!
R: Dat klopt, maar je had ook echt goede mensen daartussen. Daar willen wij ons naar richten.
K: 't Lijkt me allemaal vaag, vaag. Wat doen jullie eigenlijk?
R; Tja, dat is het punt: Wat moeten wij doen.
K: Daar moet je dus eerst over studeren? Kom liever bij ons, bijvoorbeeld in onze kantine.
Een student komt op, met laptop.
S: Ik hoorde jullie praten. Ik studeer, maar niet aan een universiteit, want daar zijn het allemaal carrièrejagers, die medemensen voorbij willen streven en baas over hen worden.
S: Kijk, op mijn laptop vond ik dat "Brussel", van de Europese Unie, als grondslag heeft voor alles -daar gaan de Verdragen over- als grondslag heeft art 1 van de Verklaring van de rechten van de mens.
R: "Ieder wordt geboren vrij en gelijk in rechten".
K: Dat zal wat, daar klopt toch niets van. Als je voor een dubbeltje geboren wordt......
S: Maar dat artikel is helemaal niet zo nieuw. Veel ouder en bovendien verplichtend is het: "Gij zult de ander respecteren en hem helpen want hij is als uzelf".
R: Dat vind ik heel ridderlijk.
K: Zit wat in, maar toch: het gebeurt niet.
R: Snap je niet dat je er zelf aan moet werken, niks slaafs en ondergeschikt zijn en helemaal niet aan een oorlogsgod of weet ik veel wie die Wodan of Odin was.
K: Maar onze generaal, onze officieren......
R: Jij moet hun gelijke willen zijn; als een ridder onder de ridders.
S knikt en zegt: Daarbij is geen uniform nodig; dat trek je pas aan als je samen je moet verdedigen tegen kwade macht.
R: Zodat je door dat uniform weet wie jouw maten zijn.
S: En beseft dat samen wij ons moeten inspannen.
K: Och, mijn pakkie dat ik aan heb, flanste ik zelf maar zo'n beetje inelkaar.
R: Kan geen kwaad hoor wat je draagt als het maar niet agressief over komt en dat wil je niet.
K: Natuurlijk niet; ik nam mij voor te helpen beschermen!
S: Wel, ieder op eigen wijze en soms samen.
R: Dan passen wij wel bij elkaar.
K: Ja, fijn jullie ontmoet te hebben.
R en S tegen elk: Fijn jou te ontmoeten.
Ze knuffelen een beetje. Ze zingen:
Edel en hoog geboren Humain par la sagesse
als mens naar Godes beeld de Dieu le Créateur
zoek ik rechtens behoren nous cherchons en noblesse
de vrijheid onverheeld. la liberté d'tout coeur.
Om 's HEEREN aardse gaven Le droit pour chaque tête
te proeven met verstand s'appelle égalité;
bied ik mijn broeder haven, sur Terre se rend une fête
deel oogst in dit rijk land. plein de fraternité.
Melodie beschikbaar ergens op deze site. Caravannetje aanwezig in stalling De Ganzenhoeve te Zeewolde.