vrijdag 13 juli 2018

gravitatie op school

          nieuwe theorie

 

Iedereen weet wat zwaartekracht doet, maar hoe ontstaat het en wat is de natuurkundige aard ervan?

Dit kon pas beantwoord worden nadat de kwantumtheorie bekend werd. Volgens huidig modern inzicht, gebaseerd op de hypothese dat massa de Heisenberg onzekerheid vermindert, is zwaartekracht een puur kwantummechanisch verschijnsel: In de helft van een deeltje het dichtst bij een externe grote massa zullen er minder kwantummechanische overgangen of verspringingen naar de verste helft optreden dan omgekeerd. Het netto resultaat is verplaatsing van het deeltje in de richting van die externe massa. Dat heet in dagelijkse taal aantrekking door de zwaartekracht waaraan zowel het kleine deeltje als die grote massa aan onderhevig zijn. Dit is de eerste kwalitatieve verklaring van het fenomeen; voorgaande waren slechts kwantitatief beschrijvend.

Een foton is onderhevig aan zwaartekracht maar het passeert massa op enige afstand in een kleine paraboolboog. Men spreekt wel van lenswerking door die massa en neemt dit in de sterrekunde inderdaad waar. Dat foton gehoorzaamt aan het beginsel van kleinste inspanning (principle of least action) en zoekt nabij massa een baan waarin het kan passeren met zo groot mogelijke "stappen", oscillaties van lage frequentie en hiervan zo weinig mogelijk. Het gaat niet vlak langs die massa omdat daar de tijd sneller verloopt en de frequenties bijgevolg toenemen. Dit laatste is in overeenstemming met de razendsnelle processen in het jonge zeer geconcentreerde heelal. Merk op dat een punt een wiskundig begrip is en in de natuurkunde niet bestaat omdat het geen afmetingen heeft. Het eerste begin van de wereld en de Eerste Oorzaak zijn in de wetenschap volkomen onbekend. De aard van de materie werd toen in één klap en voorgoed vastgelegd. Biologen zijn gauwer geneigd tot atheïsme dan natuurkundigen omdat zij niet nadenken over het wonderlijke koolstofatoom dat zelf onveranderlijk zo'n grote rol speelt in evolutionaire biologische processen. In de christelijke religie is er vanouds ook evolutie, geestelijke ontwikkeling met elke zondag bijscholing en intens geschilderd in de psalmen en de bergrede.

Als we de Aarde en onze tijd als referentie nemen verliep de seconde voorheen in dat kleinere heelal dus vlugger en neemt de duur ervan af naar de "grens" van de kosmos. In het verleden was de lichtsnelheid groter, dat is per aardse tijdseenheid werd er een grotere afstand afgelegd. Dit toegepast op de "afstandspaaltjes "supernovae Ia stelt versnelde uitdijing van het universum als onjuist. Terwijl massa de Heisenberg onzekerheid vermindert ofwel nauwkeuriger registratie van plaats en tijd toelaat verkeert aan de rand van het heelal alles in een puur kwantummechanische toestand met algehele onbepaaldheid van plek, snelheid, richting en materiële eigenschappen zoals wij die kennen van grotere objecten. In deze optiek is geen plaats voor zwarte gaten, inflatie van het jonge heelal en negatieve energie, maar zijn dit verzinsels bij een wiskundig model met immer constante electro-magnetische trillingen, een onveranderlijke lichtsnelheid. Het equivalentieprincipe deugt evenmin omdat een bewegende lading in een gravitatieveld geen straling afgeeft maar dit wel in een non-inertiaal stelsel. Een atoom tussen andere raakt compacter dan in de vrije ruimte zodat de elektronen in een kleinere baan hogere stralingsfrequenties krijgen, hetgeen te vertalen is in snller tijdsverloop, want de klok is afgestemd op reële radiatie en niet op iets filosofisch. Straling is er overal, maar er ontstaat geleidelijk enige dispersie en dan kan door afzwakking niet meer met iets gereageerd worden. De rest met energiebehoud zou een bron van donkere materie kunnen zijn en ook is er de vraag wat het medium wel mag wezen om bijvoorbeeld potentiaal over te brengen. Grondhypothese van de nieuwe theorie is namelijk dat massa zonder voor ons waarneembaar contact die Heisenberg onzekerheid reduceert en hierbij wordt een relatie tussen potentiaal en lichtsnelheid verondersteld. Zodanig dat de lichtsnelheid in het prille heelal met diens enorme potentiaal zeer groot was en aan de grens van het heelal daalt tot nul. Je kunt c en t omzetten als dat duidelijker is.

Een nieuw experiment moet bevestigen dat de tijd nabij massa sneller verloopt dan in de lege ruimte: Aan de voet van een toren zendt een laser licht uit dat op de top met roodverschuiving waargenomen wordt. Hetzelfde gebeurt bij zonlicht dat we op Aarde ontvangen. Bij die toren worden aan de voet en op de top frequentietellers geplaatst. Misschien krijg je op Tenerife  met apparatuur op het strand en bij de sterrewacht op 2000 meter hoogte sneller resultaat. De technische details zijn te vinden op www.top-formula.net van Vasily Yanchilin, auteur van The Quantum Theory of Gravitation (2003) waaraan het voorgaande ontleend is. Deze russische wetenschapper verklaart het passeren van een foton door twee openingen tegelijk met discontinuïteit van beweging. Dat is:  geen eenparige beweging meemakend maar telkens in een onmeetbaar kleine tijd opduiken en verdwijnen. We weten nog bijna niets over de substantie van de meest elementaire deeltjes en over kwantummechanische verknopingen. Het lijkt wel alsof de kleinste deeltjes springen als op een trampoline met af en toe eentje buiten boord vallend. Er ligt nog een heleboel onderzoek in het verschiet. Kern van de nieuwe theorie is dat de potentiaal van de totale massa van het heelal omgekeerd gelijk is aan het kwadraat van de lichtsnselheid. Dit binnen het kader van het Mach principe dat opnieuw geformuleerd luidt: "als een deeltje zich verwijdert van een grote massa neemt de onzekerheid in zijn beweging toe".


Geen opmerkingen: