Als Ie komt
Een man is bezig een heel klein, oud caravannetje op te knappen; die schoonmakend, het deurtje oliend (het caravannetje is beschikbaar uit stalling Ganzenhoeve te Zeewolde).
Er komt iemand langs die een rabbi lijkt.
R: Goedendag (hij bekijkt); binnenkort met vakantie?
M: Ook goedendag. Nee hoor, de caravan moet in goede staat zijn voor het geval dat Hij (benadrukt) hier komt.
R: U verwacht iemand? En die mag het caravannetje gebruiken?
M: U verwacht toch ook! Maar niemand weet waar hij komt en wanneer.
R: Dat moet een misverstand zijn. Ik verwacht niemand, hoor. Behalve dan wie al geregeld langskomen bij mij.
M: U bent toch joods, net als ik?
R: Zeker; en heel gelovig, orthodox zogezegd. En u? Wellicht wat liberaler? Want ik ken u verder niet.
M: Kijk, dat maakt niet uit. Wij verwachten beide de Messias, toch!
R: De Messias. Hoe komt u daar zo opeens op?
M: Wel, als hij hier komt staat de caravan voor hem klaar. De kans is natuurlijk heel klein dat hij juist hier zal verschijnen maar ik wil er zeker van zijn hem goed te kunnen ontvangen.
R: Hm; daarom knapt u het oude caravannetje op?
M: Ik ben nogal slecht behuisd, woon op een kleine boot omdat de huren van huizen zo hoog zijn. Dit (hij tikt op de caravan) is het beste onderdak dat ik kan bieden.
R: Maar voord de Messias is dat toch veel te weinig? Iets terzijde: Ik denk eerder aan een vijfsterren hotel. Die kunnen we samen best betalen, alle joden bij elkaar. En later natuurlijk een eigen paleis; net als koning David.
M: (was even bezig, hoort de naam David vallen) David zegt u? Prima in zijn betere ogenblikken, maar verder....De Messias zal anders zijn.
R: Anders dan een koning, heerser over heel de wereld?
M: Vast wel; eigenlijk nederiger; dat staat toch in de profetieen? Heel gewoon misschien; niet uit de hoogte.
R: Jawel, maar zo was koning David toch ook? Lees maar de psalmen waarin hij zich uitdrukte.
Er is even stilte.
R: En toch was hij een sterke vorst; in staat om vijanden te verslaan.
M: Zoals nu de arabieren in zee drijven?
R: Bijvoorbeeld indien zij zich niet voegen.
M: Ze aanbidden onze God.
R: Nou, nou; ze vereren vooral die Mohammed, hun profeet. Hoewel: Zij zeggen net als wij: God is Een. Maar de christenen maken er een potje van met hun Drie-eenheid. Van een mens een god maken. Wou Eva al niet die kant op?
M: Dat liep slecht af. Nu hebben we de Messias nodig.
R: Och, het kan nog wel even duren voordat Die komt. Als hij al komt.
M: Hoe bedoelt u: als hij al komt?
R: Wel, op het ogenblik is hij toch niet zo nodig. We hebben weer een eigen land, Israel, en onze defensie daar is prima. Voor een grotere auto moet je werken. Dat is beter dan gratis krijgen; ook al zou die van de Messias komen.
M: U bent naar u zegt orthodox, nietwaar? De Messias zal bezig zijn met heel andere dingen.
R: Ongetwijfeld, maar die zijn nu niet aan de orde. Het gaat ons redelijk goed, ook al zijn er arme mensen. Daarvoor kunnen we zelf alsnog zorgen.
M: Wilt u soms dat de Messias niet komt?!
R: Dat is te kras gezegd, maar nog een tijdje wegblijven lijkt geen kwaad te kunnen.
M: Nou, hier is hij in elk geval welkom.
R: Zorg dan dat hij in die caravan blijft en geen onrust gaat stoken op straat.
M: He? Ik kan toch geen tralies voor de raampjes maken?
R: Nou u het zegt: het is misschien geen slecht idee. Terzijde: Wij moeten voorkomen dat iemand die zich voor Messias uitgeeft onze wetten aantast, onze levensstijl afwijst, ons in feite ontjoodsen gaat.
Er komt een jongen aangelopen; hij zegt tegen M:
J: Pa, of u op kantoor komt; er is veel te doen.
M: Wat is belangrijk om te doen. De Messias verwelkomen moet toch prioriteit hebben.
R: Ik denk dat u genoeg tijd zult hebben om het caravannetje helemaal op te knappen, volgende week, volgende maand, volgende jaren. Tegen J: Wat weet jij van de Messias?
J: Van de echte? Op school hebben de christenjongens er al eentje gehad. Met Kerstmis, weet u wel?
R: Tuurlijk. Wat weet jij van onze (benadrukt) Messias?
M: Ho, er staat geschreven dat die voor de hele wereld is.
J: Moet het perse een jood zijn?
R: Jawel. Ofschoon...als ie niet komt mag het ook best een goj zijn; weer een valse messias. Ha, ha. Oh, als die de mensen maar niet tegen ons opzet.
M: Dat deed de christelijke Messias in elk geval niet. Hij was een jood en alleen gekant tegen de bobos van die tijd.
J: Dat heb ik ook gehoord; hij moest lijden en dood om de christenen te redden. Dat heeft ene Pilatus geflikt.
R: Een romein.
M: Maar wel op aanstichten van belangrijke joden.
R: Eigen schuld; hij gaf zich uit voor zoon van God.
M: Och kom, we weten allemaal dat "zoon van" in het Midden Oosten vaak betekent wat ze hier uitdrukken met twee handen op 1 buik, in woord noch daad van elkaar te onderscheiden.
Een man is bezig een heel klein, oud caravannetje op te knappen; die schoonmakend, het deurtje oliend (het caravannetje is beschikbaar uit stalling Ganzenhoeve te Zeewolde).
Er komt iemand langs die een rabbi lijkt.
R: Goedendag (hij bekijkt); binnenkort met vakantie?
M: Ook goedendag. Nee hoor, de caravan moet in goede staat zijn voor het geval dat Hij (benadrukt) hier komt.
R: U verwacht iemand? En die mag het caravannetje gebruiken?
M: U verwacht toch ook! Maar niemand weet waar hij komt en wanneer.
R: Dat moet een misverstand zijn. Ik verwacht niemand, hoor. Behalve dan wie al geregeld langskomen bij mij.
M: U bent toch joods, net als ik?
R: Zeker; en heel gelovig, orthodox zogezegd. En u? Wellicht wat liberaler? Want ik ken u verder niet.
M: Kijk, dat maakt niet uit. Wij verwachten beide de Messias, toch!
R: De Messias. Hoe komt u daar zo opeens op?
M: Wel, als hij hier komt staat de caravan voor hem klaar. De kans is natuurlijk heel klein dat hij juist hier zal verschijnen maar ik wil er zeker van zijn hem goed te kunnen ontvangen.
R: Hm; daarom knapt u het oude caravannetje op?
M: Ik ben nogal slecht behuisd, woon op een kleine boot omdat de huren van huizen zo hoog zijn. Dit (hij tikt op de caravan) is het beste onderdak dat ik kan bieden.
R: Maar voord de Messias is dat toch veel te weinig? Iets terzijde: Ik denk eerder aan een vijfsterren hotel. Die kunnen we samen best betalen, alle joden bij elkaar. En later natuurlijk een eigen paleis; net als koning David.
M: (was even bezig, hoort de naam David vallen) David zegt u? Prima in zijn betere ogenblikken, maar verder....De Messias zal anders zijn.
R: Anders dan een koning, heerser over heel de wereld?
M: Vast wel; eigenlijk nederiger; dat staat toch in de profetieen? Heel gewoon misschien; niet uit de hoogte.
R: Jawel, maar zo was koning David toch ook? Lees maar de psalmen waarin hij zich uitdrukte.
Er is even stilte.
R: En toch was hij een sterke vorst; in staat om vijanden te verslaan.
M: Zoals nu de arabieren in zee drijven?
R: Bijvoorbeeld indien zij zich niet voegen.
M: Ze aanbidden onze God.
R: Nou, nou; ze vereren vooral die Mohammed, hun profeet. Hoewel: Zij zeggen net als wij: God is Een. Maar de christenen maken er een potje van met hun Drie-eenheid. Van een mens een god maken. Wou Eva al niet die kant op?
M: Dat liep slecht af. Nu hebben we de Messias nodig.
R: Och, het kan nog wel even duren voordat Die komt. Als hij al komt.
M: Hoe bedoelt u: als hij al komt?
R: Wel, op het ogenblik is hij toch niet zo nodig. We hebben weer een eigen land, Israel, en onze defensie daar is prima. Voor een grotere auto moet je werken. Dat is beter dan gratis krijgen; ook al zou die van de Messias komen.
M: U bent naar u zegt orthodox, nietwaar? De Messias zal bezig zijn met heel andere dingen.
R: Ongetwijfeld, maar die zijn nu niet aan de orde. Het gaat ons redelijk goed, ook al zijn er arme mensen. Daarvoor kunnen we zelf alsnog zorgen.
M: Wilt u soms dat de Messias niet komt?!
R: Dat is te kras gezegd, maar nog een tijdje wegblijven lijkt geen kwaad te kunnen.
M: Nou, hier is hij in elk geval welkom.
R: Zorg dan dat hij in die caravan blijft en geen onrust gaat stoken op straat.
M: He? Ik kan toch geen tralies voor de raampjes maken?
R: Nou u het zegt: het is misschien geen slecht idee. Terzijde: Wij moeten voorkomen dat iemand die zich voor Messias uitgeeft onze wetten aantast, onze levensstijl afwijst, ons in feite ontjoodsen gaat.
Er komt een jongen aangelopen; hij zegt tegen M:
J: Pa, of u op kantoor komt; er is veel te doen.
M: Wat is belangrijk om te doen. De Messias verwelkomen moet toch prioriteit hebben.
R: Ik denk dat u genoeg tijd zult hebben om het caravannetje helemaal op te knappen, volgende week, volgende maand, volgende jaren. Tegen J: Wat weet jij van de Messias?
J: Van de echte? Op school hebben de christenjongens er al eentje gehad. Met Kerstmis, weet u wel?
R: Tuurlijk. Wat weet jij van onze (benadrukt) Messias?
M: Ho, er staat geschreven dat die voor de hele wereld is.
J: Moet het perse een jood zijn?
R: Jawel. Ofschoon...als ie niet komt mag het ook best een goj zijn; weer een valse messias. Ha, ha. Oh, als die de mensen maar niet tegen ons opzet.
M: Dat deed de christelijke Messias in elk geval niet. Hij was een jood en alleen gekant tegen de bobos van die tijd.
J: Dat heb ik ook gehoord; hij moest lijden en dood om de christenen te redden. Dat heeft ene Pilatus geflikt.
R: Een romein.
M: Maar wel op aanstichten van belangrijke joden.
R: Eigen schuld; hij gaf zich uit voor zoon van God.
M: Och kom, we weten allemaal dat "zoon van" in het Midden Oosten vaak betekent wat ze hier uitdrukken met twee handen op 1 buik, in woord noch daad van elkaar te onderscheiden.
J: De roomsen zijn heel fel en bidden tegen Jezus.
R: Niet tegen maar tot en aan. Hoe zeg je dat. Ze hebben verder nog een heleboel heiligen en vooral die Maria, moeder Gods heet het bij hen.
M: Ja, belachelijk. God is geest.
R: En vergeeft om niet. Niks kruisdood nodig.
J: De biologieleraar zegt dat er ook geestelijke evolutie bestaat en dat daartoe het doormaken van lief en leed nodig is. Anders word je een automaat. of een zombie.
R: Wij niet, hoor. Wij zijn knechten van God, hebben een Verbond met een hoofdletter.
M: Precies, en de christenen hebben een nieuw verbond, het Nieuwe Testament noemen zij dat. Daarin wordt hun status verhoogd van knechten tot kinderen.
Een vrouw heeft zich bij de drie gevoegd.
V: Knechten willen beloning. Een kind zit aan tafel bij pa en heeft enige toegang tot diens portefeuille. Maar het moet opgevoed worden en vandaar dat verplichte deelnemen in lief en leed.
F: U bent christin.
V: Modern christelijk. We werken aan herziening van het Liedboek voor de kerken; alles over drie-eenheid eruit en samen met jullie en Mohammed instemmen: God is Een.
M: Klinkt hoopvol.
R: Jullie doen maar. Wij hebben de Torah en daar houden wij ons strikt aan.
V: Nietwaar; jullie geven de kippen geen sabbath; ze mogen niet rondscharrelen in een natuurlijke omgeving.
J: En varkens evenmin.
R: Foei jongen, een varken is een onrein dier. Dat komt in ons wereldje niet voor.
M: Ik weet ook wel een foutje, meneer. Is er niet het Gebod om af te blijven van de os van de naaste? Die heeft het dier nodig om te ploegen. Anders komt er geen opbrengst van zijn land. Maar multinationals en winkelketens proberen alle ossen in hun stal te krijgen. Men zegt dat in Israel een twintig families de economische macht beheersen.
R: Nou, zolang ze maar geen Gouden Kalf aanbiddden.
V: Archeologen hebben ontdekt dat indertijd de godheid een kalf onder zijn voeten kreeg zoals een koning een kroon draagt. Er zaten vast wel intellectuelen onder de israelieten die dat van andere volken gehoord hadden.
R: Toen Mozes op de berg wegbleef voelden de israelieten zich verlaten.
V: Juist, en om God naar zich toe te trekken maakten ze dat gouden kalf.
M: Duitsers hadden "Gott mit uns" op hun helmen.
J: En amerikaanse presidenten roepen steeds "God bless America".
R: Tjonge, tjonge, we verschillen allemaal wel heel veel van mening; wat dat betreft zijn we echte joden. Tegen de vrouw: En het natuurlijk ook nooit eens met de christenen.
M: Ik weet het niet. Ik denk dat de Messias opheldering zal geven. Als hij het al niet gedaan heeft.
R: Hoe bedoelt u. Hij moet toch volgens u nog komen?
M: Ja en nee. Ik krijg langzamerhand de indruk dat de joden hoe langer hoe meer achter die christelijke Messias aanlopen. OK, ze willen hem niet zien, nog niet zien; maar ze zitten wel steeds in zijn voetspoor.
R: Klets, Jezus van Nazareth was een timmerman en zoals het spreekwoord zegt had hij bij zijn leest moeten blijven. Hoeveel ellende is er door zijn optreden wel niet ontstaan, niet in de laatste plaats voor ons joden.
M: Tja, zoals die biologieleraar misschien bedoelt: wij moeten heel veel meemaken om echte mensen te worden. Ik meen: naar het beeld van God.
V: Joden willen nogal eens God herscheppen naar hun proporties. Vergeef me het grapje, maar zou Hij ook gekleed zijn als een middeleeuwse poolse landjonker?
J: Op school moeten ze niks hebben van soepjurken en sommigen noemen zijn daarom Jezus Jeso gaan noemen.
Men kijkt elkaar aan alsof het plotseling over heel iemand anders gaat.
J: Kunnen ze allemaal naar de hemel, de joden, christenen en moslims?
M: Meer dan die als je Jezus Christus, de Gezalfde dus, mag geloven, want hij zei: Wat je goed doet aan de minste mens heb je mij goed gedaan.
J: Nou dan zie ik verder geen probleem.
V: Pas maar op; van Boven komt een hoop ellende toegestuurd dat we als verzoeking, verleiding kunnen betitelen. Althans wordt dat niet tegengehouden. Een joodse opvoeding kan daarom geen kwaad, al hoor je je ook te orienteren op het Nieuwe Testament; je weet wel, dat status verhogende.
R: Ik ben tevreden met de Torah, met wat in goed nederlands het Oude Testament heet. Knecht van God is een eretitel.
M: Wat moet ik nou. Het caravannetje leeg laten staan totdat misschien ooit en wel heel toevallig hier de Messias opduikt? En waaraan, hoe herkennen wij hem als ie in z'n eentje verschijnt. Zonder een uitgebreide staf van assisten, lakeien, of voor mijn part apostelen. Daarvoor zou deze caravan inderdaad te klein zijn. Ik denk dat ik het ding maar weggeef aan een of andere zwerver zonder dak boven zijn hoofd.
Lied in groninger dialect met dans (origineel in futhark alfabet):
1, 3 ,6 Wi waitn ja woar
ons raise gait
t' is noar ons voar
2 Kenn Ie Dei nait?
Veur Schepping Hai stait
4 in Messias' spoor
5 Zing mit den dit laid
tot aal zel weedn kloar
Geen opmerkingen:
Een reactie posten