M: Studenten zijn niet duur. Professoren wel, want die worden overmatig betaald in een voor het leven beschermde positie.
En ze verhinderen anderen ook aan overdracht van kennis te doen.
J: Waarom studeer jij eigenlijk?
M: Nou moe, wil je dat ik onwetend, dom blijf?
J: Sorry, je ziet er leuk uit.
M: Maar ik heb zo''n slaap! Gisteren laat op, alles klaar maken. Vanmorgen vroeg op.
Ze laat zich vallen in een soort ligstoel en slaapt meteen in.
J dekt haar toe met een plaid uit de caravan en gaat op z'n tenen weg, vinger aan de mond; tegen het publiek: Ssssttt!
De Duivel komt op in een zwarte maillot en met kerstmuts. Hij kijkt spiedend rond en naar het spandoek.
D: Ha, protesteren. Tegen gevestigde orde. Daar houd ik van.
D pakt de hand van M in heel langzame beweging en trekt haar staande, terwijl ze de ogen nog gesloten heeft.
M tegen publiek: Wat droom ik raar.
D leidt haar naar het spandoek en laat haar hand over de woorden glijden.
D: Èn?
M: Wij protesteren tegen veràndering van orde. Ze willen -ze wijst naar het parlementsgebouw- ons voortaan opzadelen met enorme studieschulden.
D: Ook goed. Als je maar flink protesteert komt er vast wel resultaat uit de bus. Ik kan je helpen.
Kijk, als je maar goeie carrière maakt dan kom je vanzelf bovendrijven. Word je baas over anderen en krijg je veel macht en veel geld.
M: Helaas, zo is het in de nederlandse piramidale samenleving.
D: Maar lieverd, als je bij de elite hoort, afgestudeerd bent, dan heb je toch nergens last van?
M: Ik ben voor echte democratie van gelijkwaardigen.
D: Tut, tut; dat houdt deelname in aan beraad en besluit zoals via referendums. Hij wijst naar het parlementsgebouw: Zij moeten daar niets van hebben.
M: Ik vind dat art 1 van de Verklaring van de rechten van de mens ons recht op referenda geeft. Dat artikel is grondslag van de Verdragen der Europese Unie.
D: O ja, natuurlijk. En ook recht op een minimale plek om te wonen of te verblijven zonder dat anderen daar geld uit slaan. En recht op deelname aan het produktieproces zodat de werkloosheid nul wordt. Ha, ha, ha.
M: U lacht om onze ideeën?
D tegen publiek: Die jonge vrouw is kennelijk niet uit op poen en vleierij zoals jullie zogenaamde koning, de pias die zijn ziel verkocht aan mij, eh ik bedoel de van God -bij dit woord buigt hij en neemt zijn muts even af zodat het publiek twee horentjes ziet- verkregen menselijke verantwoordelijkheid, laten we zeggen: niet begeerde.
D tegen M: Geven jullie die zogenaamde vertegenwoordigers in het parlement er maar flink van langs. Het zijn ijdeltuiten, willen niet delen, niet rouleren, begunstigen zichzelf en hun klasse van veelverdieners; beunhazen zijn het als het er op aankomt om de belangen van het volk te dienen.
M beteuterd: Maar.....
Er komen twee parlementartiers op, een grote zware man en een kleine magere.
Pg en Pk: Dag meisje, ijverig bezig?
M: Komt u uit de Tweede Kamer?
Pg: Ja, ik ben commissievoorzitter. Wij zorgen voor grondige voorbereiding.
Pk: En ik ga veel op toernee om het volk te ontmoeten.
D: Heren, wat prettig dat u de studenten eens aanpakt; het zijn toch vaak luie drinkebroers en lomperikken. Als je ze op straat tegenkomt lopen ze het liefst dwars door je heen.
M: Dat zijn uitzonderingen.
D: Welnee, het zijn hollanders.
Pg tegen M: Gaan jullie demonstreren?
M: Ja, voor gemakkelijker studie zonder in schulden te geraken.
Pk: Och, als jullie geld lenen voor je studie dan kun je dat later toch gemakkelijk terug betalen.
D: Ja, want met een mooi baantje prik je netto salaris naar vermeende rang en stand.
M: Wij willen werken voor ons salaris.
Pg en Pk: Ha, ha, ha, Werken is voor het lagere volk, voor gewone mensen.
D: Ja, want jullie praten en praten en drinken en drinken een glas. Met daarna een plas.
Voegt eraan toe: Tenminste als je eenmaal binnen bent, bij de echte bovenlaag hoort.
M: Jullie krijgen als lid van de Tweede Kamer ongeveer een ton per man. Hoe kun je dan modaal en beneden-modaal, laat staan de minima goed vertegenwoordigen.
D: Precies; Eigen belang gaat voor, hemd nader dan rok, zogezegd.
Pg: Wij spannen ons ontzettend in voor de belangen van gewone mensen.
Pk: Wij zorgen voor aftrekregelingen zoals voor hypotheekrente en pensioenpremie.
Pg tegen Pk: Daar moet je niet over praten want die zijn voordelig voor welgestelden en daar horen wij bij.
M: Vreemd, ik heb ook nog nooit een professor daar over horen praten.
D: Logisch, want die lui profiteren mee, net als de rechters en de gewone man is de dupe. Die moet de begunstiging van welgestelden bekostigen.
D tegen publiek: Let op, als hoge heren voor zich een prima netto salaris prikken dan kunnen ze daar nog extra aan toe voegen.
M: Hoezo? Dat begrijp ik niet. Ze kwam iets naar voren om mee te luisteren.
D: Nou, die aftrekregelingen zorgen voor minder te betalen belasting en zo komt er extra bovenop het geprikte netto inkomen.
Pg tegen D: Wat doet u hier eigenlijk. U bent toch geen student. U maakt dat meisje helemaal in de war met uw rare praatjes.
Pk: Aftrekregelingen zijn prima voor alle mensen.
M: Maar de minima hebben daar toch niks aan; die kunnen niet sparen voor een huis of pensioen bovenop de AOW want ze hebben al moeite om elke dag de eindjes aan elkaar te knopen.
Pk: Ach, dat geeft niet. Er is nu eenmaal ongelijkheid in de wereld.
Pg: Door die aftrek houden mensen in goede doen geld over en zij kunnen dan arme mensen aan een huurhuis helpen.
D tegen publiek: Gratis! Gratis?
D tegen Pg en Pk: Heel goed van jullie in de Tweede Kamer dat jullie die luie minima en bijstandtrekkers flink aanpakken. Verhoog de huren maar weer eens.
M: Ik heb ergens gehoord dat de Europese Unie art 1 van de Verklaring van de rechten van de mens als grondslag heeft.
Pg en Pk: Een heel mooie Verklaring.
M: En die houdt recht in op een plek om te wonen of te verblijven zonder dat anderen daar munt uit slaan.
H applaudiseert.
Pk: Kom nou meisje, die Verklaring gaat over vrijheid van drukpers en zo.
M: En art 1 geeft ook recht op deelname aan het produktieproces. Zodat de werkloosheid tot nul daalt.
D: Daar is herverdeling van banen voor nodig. Tegen publiek: Ben ik op tegen. Hij haalt richting het publiek de muts van zijn hoofd en zet een zwarte hoed over de hoorntjes.
Pg ondertussen: Kom nou meisje, je hebt heel verkeerde ideeën. Die stroken niet met de werkelijkheid.
J komt terug, tegen M: Hallo meid.
Hij kijkt de anderen aan: Discussie? Overleg? Praatgroep? Waar gaat het over?
Pg: Wij willen de studenten helpen met het terubetalen van studieschulden en daarvoor zijn er ondermeer aftrekregelingen.
Pk: Als je flink kunt aftrekken houd je meer over om te besteden en dat is goed voor onze economie.
D: Hmm, aftrekken betekent minder geld in de Schatkist, niet naar draagkracht belasting betalen. Tegen het publiek, Zo mag ik het zien!
Pk: wij helpen de Schatkist weer vol te krijgen en lenen aan de staat. Obligaties, u weet wel.
D: En dan maar couponnetjes knippen. Lekker toch!
M: Eerst belastingaftrek krijgen en dan de rente op staatsobligaties ontvangen. Maar dat gaat dubbel op!
Pk: tegen M: Sst, praat hier niet over in het bijzijn van gewone mensen - hij wijst op de jongen-. Erover praten zou heel erg in jouw nadeel uitpakken als jij afgestudeerd bent en ook een mooi goedbetaald baantje krijgt.
Pg: Jullie studenten moeten verder kijken dan je neus lang is. Je kunt nu wel demonstreren tegen de Tweede Kamer, maar wij zijn nodig om het volk te leiden en wij zorgen voor een regering naar onze goede smaak.
Pk: Later hoor je bij onze bovenlaag en je zult ons dankbaar zijn.
J tegen M: Wat een hoop woorden. Wat bedoelen ze -gebaart naar Pg en Pk- eigenlijk?
D: Dat jij moet luisteren, doen wat zij willen als zij op hun reet zitten. Jij moet werken. Zij willen vangen.
M tegen D: Nou, nou; u moet het niet op de spits drijven. Straks krijgen we nog ruzie.
D tegen publiek, vuil lachend: Punt voor mij; het gaat de goede kant op.
J tegen M: Als iemand je lasting valt zal ik jou helpen. Hij kijkt dreigend naar Pg en Pk.
M tegen J: Heel lief van jou, maar wij willen vreedzaam demonstreren, protesteren tegen nog meer lasten voor ons studenten en natuurlijk ook voor anderen met laag inkomen.
J: Ik krijg nog een soort jeugdloon. Maar ik werk harder dan die ouwe pikken die met vervroegd pensioen willen.
D: Mooi toch, met vervroegd pensioen. Kun je lekker gaan tennissen.
M: Ook rolstoelen duwen als je in staat bent om achter een tennisbal aan te lopen.
Pg: Dat moet iedereen zelf weten. Wij raden graag aan om een tientje te geven voor een uur rolstoel duwen.
J: Da's niet veel. Tenzij het prettige mensen zijn in die rolstoelen, maar meestal zeuren ze over hun kleinkinderen en zo. En die wouden (wilden) niet duwen!
D tegen Pg en Pk: Als het aantal volksvertegenwoordigers verdubbelt met halvering van de salarissen kost het niets en houden jullie tijd over om achter rolstoelen van wildvreemden te lopen.
Pk: Nee meneer, dat gaat niet. Wij zijn gespecialiseerd in ons werk. Je kunt niet jan en alleman in het parlement hebben.
D: Wel een heleboel miljonairs zoals in Amerika. Obama kan alleen met referendums over Congress en Senaat heen, maar dat snapt ie niet. Nog...niet.
Pg: Foei, referenda. Ongeschoolden zijn niet geschikt om landsbelangen te beoordelen.
Pk: Laat staan te behartigen.
J: Maar we kunnen ons erin verdiepen. Dat kost ons tijd. Mag daar een beloning tegenover staan? Honderd euro per referendum voor iedere deelnemer? Ook bij verkiezingen?
D tegen publiek: Ik ga proberen nog meer onenigheid en onrust te stoken. Hij gaat breeduit staan en roept: De oplossing is rouleren: presidenten, parlementariers, ministers, rechters, professoren, ambtenaren, blauw-op-straat allemaal WEG na acht jaar uit de Schatkist betaald te hebben gekregen.
M: U bedoelt dan anderen aan de beurt?
J: Dat zou mooi zijn. Ik denk dat het ook prima werkt tegen corruptie en vriendjespolitiek.
Pg en Pk: Jullie weten niet waar je over kletst. Ons werkloos maken na acht jaar? Wat een ondankbaarheid voor onze enorme inspanningen. Na korte pause: in het belang van het volk.
D: Kleine correctie: In het belang van het zogenaamd betere volk, het betere soort mensen, de elite. Niet opkomend voor minima en beneden-modaal maar hen laten betalen voor jullie extra"s.
Pg en Pk om en om: Wij worden hier geconfronteerd met koppige mensen die niet naar ons willen luisteren.
Pk tegen Pg: Wij kunnen beter terug gaan naar onze Tweede Kamer en dit hier overlaten aan de politie.
Pg: Of de ME.
M: Maar wij doen toch niks kwaads?
D: Nee, nog niet. Maar actie komt misschien gauw genoeg als jullie wakker worden en in de gaten krijgen wat voor smeerlapperij er in de Tweede Kamer en Eerste uitgehaald wordt.
M: Ik vind dat ieder in overheidsdienst moet zweren of beloven art 1 der Verklaring van de rechten van de mens volledig te zullen respecteren
J: en te bestrijden wie het saboteren
M: maar daarbij nooit een oog uitsteken voor een uitgeslagen tand.
Pg en Pk heftig hoofdschuddend haastig af.
D: Hoera, wat zullen de nederlandse rechters hier blij mee zijn. Zij zijn het toch die vooraan staan in dat saboteren zodat allerlei gajes uit op onevenredig grote porties macht en geld hun slag konden slaan?
M: Als u gelijk had zouden zij gestraft moeten worden.
J: Gelijk hebt. Niks schoffelen in het park maar bijvoorbeeld keien rapen op Spitsbergen ter versterking van onze dijken.
D: Eh, nee. Ik zal het je uitleggen: Wij beneden in de hel stoken de vuren graag op. Maar als sufferds binnenkomen die van toeten nog blazen wisten kunnen we ze niet al te hard aanpakken.
M: Heeft God u opgedragen zijn toorn uit te oefenen?
D: Jawel; dat varieert van in het graf liggen en je neus niet kunnen snuiten voor de stank van het rottend lichaam tot
M: Dat is al erg genoeg.
D: tot groot feest voor ons duivels om volharders in het kwaad die op Aarde nog niet of niet genoeg gestraft werden volop, grondig, maximaal te pijnigen.
M: U hebt naar mijn mening helemaal geen leuke baan.
D: Toch wel; ik probeer het slechte in mensen aan te wakkeren en bij jullie mensen geldt toch ook: geen groter vermaak dan leedvermaak?
M: Daar wil ik niet aan mee doen.
D: Och; nu niet, misschien later, hopelijk later; ik zeg: Tot ziens.
M: Ik weet het niet. U maakt me in de war. Ik wil wachten op mijn medestudenten en met hen bespreken wat te doen.
J tegen M: Ondertussen houd ik jou gezelschap als je het goed vindt.
J tegen een passerende straatmuzikant: Heb je nog een leuk muziekje?
D tegen publiek: Afwachten hoe het allemaal uitpakt. Dat extra bij de netto geprikte salarissen was voor mij nieuw. Compliment hoor voor zulk tuig dat de eenvoudige mensen zo nog meer weet te knijpen. Ik zal ze als ze eenmaal doodgaan bij mij thuis van harte welkom heten.
Hij neemt zijn hoed af ter groet en verdwijnt in een flits (van bijv. een flitslampje dat het publiek even verblindt).
M was weer gaan liggen en wordt op hetzelfde ogenblik verschrikt wakker.
M tegen J: Zag je dat? Dat was geen gewoon mèns.
J: Heb je gedroomd?
M: Ik geloof van wel. Over de duivel die iedereen tegen elkaar opzet.
J: Dat is zijn werk.
Maar ons toch niet?
M: Ons niet hè?
J: Bij iedereen komt af en toe wel wat duivelachtigs tevoorschijn. Daar heb je Satan niet voor nodig.
M: Het ging in mijn droom heel veel over geld, om geld. Dat is toch niet het belangrijkste?
De muziek begint.
J en M dansen, zingen dan een duet:
Oh vent hoe fijn bij jou te zijn.
Oh meisje mooi, begeerde prooi
voor jagers wild van haren.
Erbij een bier of glaasje wijn.
Mijn lief, ik wil van jou een zoen.
Dat kost jou niets, ik ga het doen.
Ze kussen en dansen.
Waar alles draait om macht en geld
daar is geen rem ook op geweld
Betalen voor 't studeren
doet ons geen ootmoed leren
Naar het publiek toe:
Mijn grote schat versiert mijn pad,
is niet rebels als 'k haar/hem omhels.