dinsdag 20 juni 2017

........... straattheater................

            de rechter is niet van gisteren

                            Achter een groene tafel zit een rechter in toga met voor hem stapels papieren. Hij neemt er een van, kijkt er een paar seconden naar en zegt:

R: Weg ermee; naar de politie. Laat die het maar in een la stoppen. Wij rechters hebben wel wat anders te doen dan verzoeken van rechtzoekenden te behandelen. Laten die lui toch een advocaat inschakelen. Kan die ook wat verdienen.

R tegen secretaresse: Wat is hun tarief tegenwoordig? 175 euro per uur dacht ik zo, hè? Dat moet ik toch ook kunnen maken. Dan maar wat dutten in werktijd zodat netto ik ook....

Hij pakt het volgende stuk van de stapel.

R: Ha, moord; kan leuke zitting worden.
R tegen S: Trek er maar een paar hele dagen voor uit, deze maand en ook de volgende; evenzo over een half jaar.

R smakt met zijn tong.

Secretaresse: Er is nog niets bewezen.

R: Des te beter. Hij wrijft zich in de handen. Dan moeten er details op tafel komen. Was het een lustmoord?

S: Nee en ja; het betreft twee homo's.

R: Ach, bah, homo's. Had de dader de sporen niet uit kunnen wissen zodat ik niet lastig gevallen wordt met een rechtszaak?

Er wordt op de deur geklopt en een Officier van Justitie komt zonder af te wachten binnen.

R: Dat kloppen doe je goed, heb ik wel gehoord. Maar jij hebt mij niet gehoord. Ik heb nog niet "binnen' geroepen.

Officier: Och ouwe zeur. Ik heb het veel te druk om op jou te wachten. Kijk hier moet je even tekenen. Opsluiting van een paar personen die de politie lastig vielen.

R: Wat deden ze? Gooiden ze met stenen? Was er bedreiging met vuurwapens?

O: Welnee, gewoon een beetje schelden omdat de agenten baas wilden spelen.

R: Oh, dat! Wat denk je van een weekje? Of heb je liever veertien dagen arrest voor ze?

O: Is me om het even. Als de politie maar tevreden is.

De telefoon gaat. S neemt op.

S: Iemand van de oppositie.

R maakt een wegwerp gebaar.

S in de hoorn sprekend: Helaas meneer, de rechter is zeer druk bezig; ja te hoge werkdruk, u begrijpt wel. Een andere keer. Ze legt de hoorn neer.

De telefoon gaat opnieuw.

S die opneemt en luistert: Iemand van de Zeven Zusters.

R grijpt de hoorn en luistert; dan: Zeker, de Rechtbank is volstrekt neutraal in zaken van de belastingwetgeving. Als u een gaatje vindt, wel gefeliciteerd. Ik zie u later op de club.

O: Ik wil ook wel lid worden van de golfclub.

R: Nog even wachten, mijn beste. Eerst nog een beetje klimmen, hè? Je weet toch, de ladder.

O knikt: Maar daarop is het zo druk.

R: Tuurlijk, onze maatschappij is nu eenmaal piramidaal. Moet je maar je ellebogen gebruiken, maar dit heb ik niet gezegd.

O gaat weg.

R tegen S: Die kerel doet goed werk. 14000 onrechtmatige aanhoudingen in een jaar tijds en geen journalist die er over schrijft. Zo houden we het land op orde. Gezag moet er zijn.

S: Onrechtmatige aanhoudingen zijn toch vrijheidsberovingen.

R: Tuurlijk, maar je moet het niet zo nauw nemen.

S: Glijdt de politie niet af naar fascisme.

R: Nou èn! Dat woord mag jij hier niet gebruiken. Met het einde van de oorlog was het met fascisme afgelopen.

S: Vrijheidsberoving door wie dan ook, daar staat gevangenisstraf op.

R: Ach kom, dat bepaal ik toch zeker zelf. De politie is mijn beste vriend, ha, ha. Anders zat ik hier niet.

S: Hoe bedoelt u "Zat ik hier niet".

R: Dat weet je best. De wet is er voor geleerden op de universiteit maar de practijk die maken wij en niet in ons nadeel. Hij zwijgt een ogenblik, kijkt naar het portret achter zijn bureau en wijst er naar.

R: Wat denk je, die meneer daar is de vlag op onze modderschuit. Als wij echt de wet toepassen en dat is art 1 van de Verklaring van de rechten van de mens......

S: Dat is grondslag van Verdragen der Europese Unie.

R: Jawel en daarom bindend in theorie; want verdragen gaan vóór nationale wet- en regelgeving. Maar zo zit ònze wereld niet in elkaar.

S: U bedoelt dat u er wel van af mag wijken?

R: Mogen niet, maar wie zijn er baas in dit land?

De deur gaat open en een arrestant, hevig tegenspartelend, wordt door vier politieagenten binnengebracht.

Arrestant: Ik heet Barbertje.

R: Dan moet u hangen....Tenzij er prins voor uw naam staat.

S met open mond: Prins Ba...

R onderbreekt: Ja, ja, prins Bee. Laat de straat waarin ik woon nou naar hem genoemd zijn.

R klapt eenmaal in de handen: Het is om je te bescheuren.

De agenten willen de arrestant afvoeren maar deze verzet zich.

R tegen de agenten: Laat maar even, hij heeft nog een wens.

R tegen publiek: Wat zou dat mogen zijn?

A, ook tegen het publiek: Ik ben onschuldig

De 4 agenten tegen R: Het ouwe liedje.

S merkt op: Nou, je weet maar nooit. Er moet eerst bewezen worden.

R tegen A: Heeft u al iets bekend? Dat helpt om strafvermindering te krijgen.

A: 'k Wil wel bekennen, maar dan moet ik eerst iets fout gedaan hebben en dat is niet het geval.

R: Heeft u een advocaat of bent u er één voor gratis bijstand. Ik waarschuw U, U kunt beter een dure advocaat nemen. Daar zijn wij erg gevoelig voor.

A tegen R: De rechter, dat bent u toch? Een advocaat is geen rechter. Mag dat niet zijn.

R: Waar ligt het verschil. Alle rechters waren vroeger min of meer advocaat. Geloof me. Juristen weten beter dan u hoe de wet in elkaar steekt. Wat hebt u misdreven?

A; Zou ik niet weten. Het moeten valse beschuldigingen zijn.

R: Dat staat te bezien. Volwassen mensen zuigen niet zomaar iets uit hun duim. U zult hen wel reden gegeven hebben.

A: Helemaal niet. Ik bedoel niet dat ik weet. Ze willen gewoon baas spelen en als dat niet lukt gaan ze lelijk tegen je doen.

R: U zult bedoelen dat u de verplichtingen jegens de aanklagers niet nagekomen bent.

A: Welke verplichtingen? We leven toch in een vrij land?!

R: Vrijheid betekent de wet respecteren en verplichtingen na komen. Ziet u nu wel dat u schuldig bent?

A: Onschuldig zult u bedoelen. De wet beschermt tegen laster, toch...toch...toch?

R: U moet niet zo'n groot woord laster in de mond nemen. Ieder is vrij om zijn mening te geven, ook over u.

A: Smaad is verboden.

R: Een mening geven is niet direct smaad. Allesbehalve, waar zouden we anders zijn met onze democratie en onze rechtsstaat?

A: 'k Wil naar huis.

R: Ho, ho en tegen de agenten, wijzend naar A: Is hij gearresteerd?

De agenten knikken van ja.

R: Goed zo, dan is het een zaak van het Openbaar Ministerie; de Officier van Justitie weet wel hoe het varkentje te wassen.

R wuift dat iedereen kan gaan.

S tegen R: Moest u die man niet helpen?

R: Wat helpen. Hij heeft zich toch zeker zelf in de nesten gewerkt.

S: De professor van de Universiteit van Amsterdam zegt dat we in een rechtsstaat leven.

R tegen publiek: Voor een ton salaris wil je wel een leugentje kwijt.

R tegen S: Wet hoort van het volk te komen. Behalve zulke elementaire zaken als art 1, dat is een noodzakelijk onderdeel van beschaving. Rechters hebben niks te vertellen anders dan dat zij aangewezen zijn als deskundigen om te zeggen wat het volk wil.

S: Vindt u dat de meeste mensen te weinig interesse hebben?

R: Klopt, ze zijn dom of houden zich dom. Heb je op school geen geschiedenis gehad? Over feodaliteit, slavernij, bejegening van Indiers als tweederangs mensen. En daarvoor een standbeeld nagenoeg voor de poort van de universiteit!!

S: Dat was vroeger, maar nu...

R: Nu nog volop regentendom. Het volk kiest in de Tweede Kamer mensen die allemaal een ton krijgen uit de Schatkist. Dan denk je toch aan je portemonnee en word je behoorlijk rechts.

S De meeste kamerleden lijken in het centrum te zitten.

R: Ach klets; Rutte & Co verloren dik en zowel de PVV als 50 Plus stikken van ontevreden kiezers. Maar wat zie je: Wilders, Pechtold, Buma willen samen met die loopjongen van de kapitalisten.

S: Justitie is een onafhankelijke macht. Zou een en ander kunnen veranderen?

R: Neen lieverd, dat willen wij gewoon niet. Dacht je dat alleen grote bedrijven en banken flessen? Wij rechters profiteren net als kamerleden en de hele bovenlaag van het smerige pensioenfondsensysteem dat geld uit de zakken van laagbetaalden overhevelt naar wie al genoeg hebben. Na een kleine pauze: Behalve om hun hebzucht te stillen.

S: Maar dat is toch allemaal wettelijk geregeld, dat met die pensioenen en de aftrek waarvan de welgestelden profiteren?

R: Luister eens, jij bent bijna afgestudeerd. Dan moet je toch weten dat belasting betalen naar draagkracht voor alles gaat. En wel rond het jaar van inkomstenverwerving want anders verwatert de boel.

Er komt een jong meisje binnen door de half open deur, beleefd daar op kloppend, waarop R haar vriendelijk toeknikt.

Jong meisje: Ik kom de valse administratie door de gemeente halen.

R geeft een grote stapel, maar het meisje is onhandig en er dwarrelen papieren van de stapel op de grond.

Een oudere vrouw komt binnen en roept tegen J: Wat doe je nou!

R: Geeft niet; de burgemeester is mijn vriend en dus is er geen valse administratie.

R glimlachend tegen J: Mijn vriend de burgemeester doet zoiets niet, incorrecte opzettelijk valse administratie.

R tegen V: Stuur die klagers maar het bos van regeltjes in.

S: Dat mag toch niet.

V kijkt S meewarig aan: Kind, meneer de rechter weet heel goed wat hij doet. Jij begrijpt dat niet en je zou je moeten schamen.

R: Wij zijn heus niet minder knap dan die corrupte Belgen, Indonesiers, noem maar op. Eigenlijk veel slimmer want het gaat om veel grotere bedragen.

V tegen R:  Edelachtbare; dat verzoek van die jongen met een afgeschoten been om een miljoen euro schadevergoeding...

R: Toe maar, een miljoen, dat verdien ik pas in bijna tien jaar.

V: Zijn familie wil verdubbeling van het bedrag omdat het zo laf is met een F16 bommen te gooien.

R: Zet er maar een stempeltje "niet ontvankelijk" op.

V en J af.

S verzucht tegen publiek: Ik begrijp zoveel dingen niet.

R tegen S:  Nòg niet. Print in je oren dat eigenbelang vóór gaat.

S: Nee, dat klopt niet met art 1 van de Verklaring.

R: Tut, tut, klopt helemaal niet met het Tweede Grote Gebod dat in dit christelijke land toch bekend genoeg moet zijn. Achterover leunend en contemplatief: Respecteer en help de ander want hij is als uzelf. Hij lacht sarcastisch. En wat dacht je van de mishandelde dieren in de bio-industrie?

S draait zich om en kijkt de andere kant op.

R: Loop jij eens stage bij de betonbaronnen. Nou willen ze weer een overbodige tunnel onder de Zuid-As maken, terwijl Amsterdam daar veeleer een boulevard met fraaie entree naar de hoofdstad behoeft. R staat op en loopt peinzend wat heen en weer: Sedert er technische hogescholen bestaan is dit land een stuk lelijker geworden. Maar ja, dat leverde centen op, hè. Men friemelt wel even onderhands zonder gewone mensen erbij te betrekken. Die liever wat nuttigers en mooier wensen dan verblijf in zo'n rottunnel.

S: Hebt u dan niet een taak?

R: Ik ga straks met pensioen. Wil jij dat ik mezelf in de vingers snij? Dat doen professoren evenmin. Zij weten drommels goed hoe de vork in de steel zit, hoe het mindere volk voor miljarden bestolen wordt door de welgestelden boven hen. En het houdt maar niet op.: De kleine kruidenier pompte terug in het dorp. De grootgrutter roomt af naar verre rijke aandeelhouders.

S: Daarover heb ik op college nooit iets gehoord.

R: Tuurlijk niet. Ze zijn niet gek.

S: En U?

R: Wat wil je ; ik ben niet van gisteren!

S zucht diep: Moet ik in zo'n omgeving werken?

R: Wordt anders maar schoonmaakster. Krijg je ook nog een leuke kerstgratificatie. Ik.....

Hij kijkt gebiologeerd naar de deur waarvan de kruk langzaam beweegt. Vervolgens gaat de deur langzaam open. S stapt naar de deur om te kijken. Ze draait zich om en zegt: Het is kalief Haroen al Rasjid.

R schrikt enorm.

Haroen komt binnen met in zijn gevolg 2 emirs.

Na enige tijd zegt H tegen R: U kent psalm 82?

R knikt bedeesd en zegt jawel. Hij citeert in de psalmberijming van het Liedboek der kerken de eerste vier regels:

             God staat in 't midden van de goden;

             Hij heeft hen tot gericht ontboden.

             "Gij machten die het onrecht stijft,

             bevoordeelt al wie kwaad bedrijft"

H: Verder.

R:         "Hoort, gij moest wezen en geringen

             beschermen in hun rechtsgedingen.

             Gij moest wat arm is en veracht

             vrij maken uit der bozen macht".

H: Nu het Tweede Grote Gebod, geldig voor joden, christenen en moslims.

R stottert: De samenvatting van de Tien Geboden

S springt bij: Respecteer en help de ander want hij/zij is als uzelf.

H: Is dat niet wat ook art 1 der Verklaring van de rechten van de mens bedoelt? Maar u minacht art 1.

De beide emirs: En het is nog wel zo'n mooi artikel. Het tekent gelijkwaardigheid. In de politiek recht op deelname aan beraad en besluit.

S: Zoals via een bindend referendum?

Emirs: Precies en waarna een ondergeschikt parlement zorgt voor uitwerking.

H: Da's andere koek dan de huidige lelijke oligarchie in achterkamertjes.

R knikt buigend het hoofd. S glimlacht opgetogen.

H tegen R: U kunt nu een enkeltje Spitsbergen boeken.

Emirs: Om daar keien te rapen ter versterking van de dijken hier.

R stapt haastig weg.

A komt met gescheurde kleren terug.

De overgebleven personen maken een dansje, zingend:
               Edel en hoog geboren

               als mens naar Godes beeld

               zoek ik rechtens behoren

               de vrijheid onverheeld.

               Om 's HEEREN aardse gaven

               te proeven met verstand

               bied ik mijn broeder haven,

               deel oogst in dit rijk land.

H: De hoofdstad van Nederland is een roversnest.

Emirs: Een roversnest?

S: Een roversnest?

A: Een roversnest?

H: De hoofdstad van Nederland is een roversnest van internationale belastingontduikers.

S en A kijken elkaar aan.

A; Dat is zo.

S: Inderdaad.

Emirs: Een roversnest van internationale belastingontduikers onder supervisie van Rutte... Van der Laan...  de rechters.

H: Doen jullie daar wat aan?

H en de emirs af.

S en A kijken elkaar aan en dan naar het publiek.

Iemand roept: Einde voorstelling.


Geen opmerkingen: