dinsdag 27 mei 2008

zwaartekracht en kwantummechanica


De Russische geleerde Vasily Yanchilin geeft in zijn boek The Quantum theory of Gravitation als eerste een verklaring van de zwaartekracht die rijmt met de kwantummechanica. Newton wist de aantrekking tussen massa's kwantitatief te omschrijven, maar het waarom ontging hem. Einstein stelde bijna een eeuw geleden de algemene relativiteitstheorie op, waarin zwaartekracht verklaard wordt als kromming van de ruimte. Hierbij wordt de lichtsnelheid als absoluut constant gezien. Maar Einstein nam de onveranderlijkheid van de voortplantingssnelheid der electro-magnetische trillingen slechts als een werkhypothese aan en kon zich niet voorstellen dat er geen relatie bestaat met al het andere in het heelal. Later kwam de kwantummechanica op en die blijkt onverenigbaar met de door de meeste onderzoekers nog steeds als waar aangenomen algemene relativiteitstheorie.
Yanchilin noemt de zwaartekracht een puur kwantummechanisch verschijnsel. Dit valt uit te leggen aan de hand van het electron, een deeltje dat net als elk object ook golfaspecten heeft. Bekend is dat het electron door twee openingen in een scherm tegelijk kan passeren. De tegenstrijdigheid hierin verdwijnt bij aanname dat het electron talloze malen opduikt en verdwijnt binnen een sfeer met afmetingen volgens de Heisenberg onzekerheidsrelatie. Treft een ingeschoten foton zo'n opduiking dan krimpt die sfeer (de afmetingen van het electron) tot bijna een punt; om daarna weer geleidelijk uit te dijen.
Einstein meende dat nabij massa de tijd trager verloopt en dit culmineert volgens vele publicaties in zwarte gaten. Dat is dan wel in tegenspraak met de gigantische snelheid van het gebeuren der Big Bang.
Aan de hand van beschikbare waarnemingen en met logica stelt Yanchilin als hypothese dat de lichtsnelheid in relatie staat met de potentiaal van de totale massa van het heelal. Op Aarde is 's winters die snelheid een tien centimeter groter dan 's zomers omdat de zon in dat seizoen dichterbij staat en diens massa meespeelt. Tussen haakjes verandert ook de duur van de tijd, zodat dit verschil niet zomaar te meten valt. Vroeger, met nog geringere uitdijing van het heelal, was die potentiaal en dus ook de lichtsnelheid aanzienlijk groter, terwijl omgekeerd de Planck een kleinere waarde had. De klok tikte in veel hoger tempo. Aan de "hypothetische" rand van het heelal daalt de potentiaal tot nul en idem de lichtsnelheid. Alles verliest dan richting en snelheid en raakt in onbepaalde toestand. 
Bevindt nu een electron zich nabij een ander object met massa dan verloopt in de dichter bij die massa zijnde helft van het electron, in de sfeer met Heisenberg dimensies, de tijd sneller dan aan de andere kant die verder van die massa verwijderd is. In de dichtstbijzijnde helft zullen ergo meer opduikingen voorkomen, maar binnen het electron, binnen die sfeer, moet de verdeling over beide helften gelijk zijn. Dat lukt alleen maar door naar de externe massa toe te bewegen. Aannemend dat alle materie eveneens bestaat uit discontinue opduikingen is de werking van de zwaartekracht of gravitatie zo kwalitatief verklaard en begrepen.
 
Ondertussen blijft de speciale relativiteitstheorie van Einstein geldig, mits zo geformuleerd dat de voortplantingssnelheid van licht onafhankelijk is van de bewegingstoestand der waarnemers. Immers wordt die snelheid bepaald door de plaatselijke potentiaal der totale massa van het heelal en die wijzigt zich niet, althans nauwelijks, wanneer een waarnemer van plaats verandert.
 
De nieuwe theorie wordt door ondermeer Wikipedia geboycot gelijk men in de Middeleeuwen onwelgevallige boeken verbrandde. Maar de afwijkingen van de Pioneer 10 kunnen er mee verklaard worden. Negatieve energie en een cosmologische constante worden overbodig. Ook recente versnelde uitdijing van het heelal is niet nodig omdat het licht van de gids-supernova's bij uitzending een grotere snelheid meekreeg.
Vasily Yanchilin stelt een experiment voor met een atoomklok op een berg en eentje op zeenivo, dichter bij de aardmassa. Volgens Einstein loopt de laatste het langzaamst, terwijl de nieuwe theorie, gebaseerd op de hypothese van verband tussen potentiaal en lichtsnelheid, tot de tegenovergestelde conclusie komt. Of dit experiment uitvoerbaar is moet nagerekend worden omdat het radioactief verval zich naar gelang de potentiaal eveneens wijzigt. De theorie impliceert dat atomen in een jonger stadium van het universum kleiner waren en meteen rolt er dan een verklaring voor het ontstaan van zware elementen uit de bus. (Het Aardse Sial bestaat uit lichtere elementen dan het Sima. Namen in de loop der tijd de volumes van beide verschillend toe en is dit een bron van tektonische bewegingen?)
 
Licht dat de zon passeert wordt door deze afgebogen. In de 4-dimensionale ruimte beweegt een deeltje over een pad waar de minste energie nodig is. Een foton moet van begin naar eindpunt een geheel aantal golven tellen om niet uit te doven. Beschouw een golflengte als een stapje. De baan met het kleinste aantal stappen kiezen betekent in eigen tijd van het deeltje de grootst mogelijke stappen maken. Nabij massa neemt de lengte van de meter af en hierlangs zouden er meer stappen nodig zijn dan in een boogje er omheen. In de algemene relativiteitstheorie wordt de tijd op eenzelfde noemer geplaatst als lengte en is t de afstand tussen twee tijdstippen. In de nieuwe theorie is tijd de maat van fysische processen en die verlopen nabij concentratie van massa sneller. Waarnemingen tonen aan dat licht van de verste partner van een dubbelster later bij ons arriveert zodra alles op één lijn staat. Einstein-aanhangers zeggen dan: zie je wel? Bevestiging van de algemene relativiteitstheorie, want de fotonen van de verste ster worden bij het passeren van de partner vertraagd. De nieuwe verklaring volgens Yanchilin's theorie moet nog goed onder woorden gebracht worden: het foton passeert in een boog, hetgeen in eigen tijd de minste seconden kost, maar voor de waarnemer is de afgelegde baan langer en wordt het foton vertraagd.
                                         -----------------------------------------------
 
Het spreekt vanzelf dat er verder onderzoek nodig is.
Mathematici kunnen een model bouwen met de Big Bang resulterend uit een punt. Dat is fysisch een onmogelijkheid. Noem die opduiking zoals in het electron een iet en stel dat aan de rand van het heelal alles uiteenvalt in ieten. De filosoof mag mediteren over een pré-Big Bang bestaande uit een zee van ieten, waarin een Initiatief van Buiten, de Goddelijke vinger, net als een ingeschoten foton bij het electron, krimp veroorzaakte tot de Big Bang. Of tot meer ervan op verschillende plekken zodat de rare inflatietheorie over boord kan.
Wat is potentiaal eigenlijk en hoe doet die zich voelen? Kan een soort ieten hierbij een rol spelen? Idem bij transport van de energie van het foton, dat geen massa heeft, gelijk bij omvallende dominostenen? Yanchilin stipt aan dat verzonden licht uiteindelijk kan bijdragen in de totale massa van het heelal, dat hij uitrekent begrensd te zijn. Zwarte gaten bestaan volgens hem helemaal niet en dit wordt ietwat ondersteund door de waarnemingen in Zuidamerika van deeltjes met superenergie, uit hun omgeving verstraald en hoog in de aardatmosfeer uiteenvallend met kettingreacties.
 
Dus hoeven we niet meer bang te zijn voor aanstormende Verenigde Zwarte Gaten die ons zullen opslokken. We hoeven niet meer het tweelingstekje van de geranium het heelal in te schieten om telepatisch, à l'instante, te berichten dat ie verslonden wordt zodat het achterblijvertje op de vensterbank ons middels uiterst verfijnde apparatuur aan zijn licht trillende blaadjes kan waarschuwen dat ons nog slechts tijd rest voor een schietgebedje. 


Geen opmerkingen: