zwaartekracht
Sedert 2003 is er nieuwe kwalitatieve theorie over de zwaartekracht met verklaring daarvan als een zuiver kwantummechanisch proces.
De auteur Vasily Yanchilin presenteert dit met ondermeer een tekening in zijn boek The Quantum Theory of Gravitation. Zonder tekening en daarom in iets andere bewoordingen luidt dit ongeveer als volgt:
Massa reduceert de Heisenberg onzekerheid. Stel een klein deeltje bevindt zich op x=10 terwijl er een grote massa is op x=0. Een volgend ogenblik zal overeenkomstig de Heisenberg relatie het deeltje zich op x=9,9999.... kunnen bevinden. Hier dichter bij de externe grote massa is de bepaaldheid groter zodat er minder verspringingen terug van x=9.9999.... naar x=10 voor komen. Netto verplaatst het deeltje zich zo naar die massa toe en in het dagelijks leven noemen we dit aantrekking door de zwaartekracht.
Thans heeft Yanchilin een manuscript klaar over pro en contra van zwarte gaten. Deze kunnen volgens de nieuwe theorie, wiskundig uitvoerig geanalyseerd, niet bestaan en evenmin de cosmologische constante of negatieve energie. Het is in de wetenschappelijke literatuur een slechte gewoonte geworden om alles wat maar enorme massa heeft meteen zwart gat te noemen. Behalve de Big Bang dan! De aandacht zou daarom bij verder onderzoek, door wie ook, uit kunnen gaan naar de vraag wat massa eigenlijk is. De boven gegeven verklaring van de zwaartekracht biedt aanknopingspunten: binnen in het object met die massa gebeurt uiteraard hetzelfde als bij dat kleine deeltje op enige afstand, maar het resultaat is 0 (praktisch nul). Er zijn dus binnen de grote massa evenveel verspringingen heen als terug en dit uiteraard in enorme aantallen. Massa in rust is "neutraal", er gebeurt niets mee. Doch wordt er een kracht, bijvoorbeeld een duw op het object uitgeoefend dan lijkt de balans van al die verspringingen - laten we wat er verspringt ieten noemen zodat woorden als electron voor het geheel, de hele Heisenberg sfeer omvattend gereserveerd blijven- niet meer in evenwicht, niet op 0 uitkomend. Zo ware massa op te vatten als weerstand tegen verplaatsing, waarvan de grootte afhangt van de hoeveelheid deeltjes waaruit de massa bestaat, van het inertieel gewicht dus. Die ieten kennen we verder nog niet; mogelijk lijken ze op snaren in andere theorie.
Een belangrijke kwestie is hoe potentiaal zoals van massa en de lichtsnelheid bepalend zich doet gelden op afstand. Elk reizend deeltje heeft te maken met het in onze ogen probleem van nieuwe plek vinden. Hoe weet een foton dat het zich een fractie van een seconde later op een nieuwe exact gedefinieerde plek moet bevinden als er in het luchtledige niets is wat hem ter orientatie dient? Allicht dat ook hier een sleutel gezocht moet worden die past bij de kwantummechanica en daartoe verruimt Yanchilin's boek de horizon aanzienlijk. Fotonen afkomstig van Mercurius en naar de zon toebuigend gedragen zich overdwars als massa hebbend terwijl dit in voorwaartse richting niet het geval is, althans niet aangetoond wordt. Behalve omzetting van potentiele energie in bewegingsenergie bij zulke aantrekking is er een gelijke hoeveelheid potentiele energie die volgens Yanchilin overgaat in interne energie. De frequentie van het foton neemt toe en dit vertaalt zich als snellere seconde nabij massa. De oude verklaring van het gebeuren met de algemene relativiteitstheorie valt dan overboord. Vanzelfsprekend dienen er begrippen ontwikkeld te worden en berekeningen uitgevoerd om nader inzicht te verkrijgen. Dan komt wellicht aan de orde of ieten zodanige regulering kunnen ondergaan dat zij als fotonen een bepaalde richting opsnellen.
Het is voor studenten astronomie beslist nodig om Yanchilin's boek te lezen en daartoe moet het teruggehaald worden uit het verre magazijn waar de professoren, aanhangers van Einstein's oude theorie van honderd jaar geleden toen de kwantummechanica nog niet bestond, het verbannen hebben. Lees dat elke student het boek krijgt van de universiteit want het kost maar een fractie van het uurslalaris der concurrentie werende hoogleraar. Ondermeer schrijft de russische wetenschapper op pagina 79 dat de beweging van een deeltje in een zwaartekrachtsveld niet gelijk gesteld mag worden aan verplaatsing in een noninertieel stelsel, zoals wel gebeurt in de algemene relativiteitstheorie omdat daar de redenering aangehangen wordt dat beide in wezen equivalent zijn (omdat de inerte massa gelijk is aan de de massa welke onderhevig is aan zwaartekracht). In de nieuwe theorie wordt "space-time" gecreeerd door het zwaartekrachtsveld van het heelal; lichtsnelheid en Planck hangen af van de gravitatiepotentiaal. terwijl in een noninertiaal referentiesysteem die lichtsnelheid en de Planck gelijk blijven. Begrip van dit verschil is essentieel voor goede studie.
Nu Vasily Yanchilin een manuscript voltooid heeft over pro en contra van zwarte gaten en daarvoor een uitgever zoekt is er het geschikte moment om hem uit te nodigen voor het geven van gastcolleges. Wellicht kan daarop volgen uitgave van zijn nieuwe werk door of via de Universiteit van Amsterdam.
Aanvulling 23 augustus MMXI:
Twee deeltjes hebben in de naar elkaar toegekeerde helften een grotere bepaaldheid (a la Heisenberg) dan in de buitenste helften. Netto resulteert dit in meer transities van de buitenste naar de binnenste helften van de deeltjes dan omgekeerd en zo bewegen ze naar elkaar toe. Grondslag is dat naarmate er grotere afstand is tot massa de Heisenberg onzekerheid toeneemt.
Nader onderzoek kan volgen over wat er in het verleden gebeurde aan de rand van het voorheen kleinere heelal, waar de onbepaaldheid maximaal wordt en de snelheid van fotonen tot nul daalt. Ligt hier een bron van donkere materie, zoals Yanchilin opmerkt dat de overvloedige straling in het universum daarvoor in aanmerking komt?
Sedert 2003 is er nieuwe kwalitatieve theorie over de zwaartekracht met verklaring daarvan als een zuiver kwantummechanisch proces.
De auteur Vasily Yanchilin presenteert dit met ondermeer een tekening in zijn boek The Quantum Theory of Gravitation. Zonder tekening en daarom in iets andere bewoordingen luidt dit ongeveer als volgt:
Massa reduceert de Heisenberg onzekerheid. Stel een klein deeltje bevindt zich op x=10 terwijl er een grote massa is op x=0. Een volgend ogenblik zal overeenkomstig de Heisenberg relatie het deeltje zich op x=9,9999.... kunnen bevinden. Hier dichter bij de externe grote massa is de bepaaldheid groter zodat er minder verspringingen terug van x=9.9999.... naar x=10 voor komen. Netto verplaatst het deeltje zich zo naar die massa toe en in het dagelijks leven noemen we dit aantrekking door de zwaartekracht.
Thans heeft Yanchilin een manuscript klaar over pro en contra van zwarte gaten. Deze kunnen volgens de nieuwe theorie, wiskundig uitvoerig geanalyseerd, niet bestaan en evenmin de cosmologische constante of negatieve energie. Het is in de wetenschappelijke literatuur een slechte gewoonte geworden om alles wat maar enorme massa heeft meteen zwart gat te noemen. Behalve de Big Bang dan! De aandacht zou daarom bij verder onderzoek, door wie ook, uit kunnen gaan naar de vraag wat massa eigenlijk is. De boven gegeven verklaring van de zwaartekracht biedt aanknopingspunten: binnen in het object met die massa gebeurt uiteraard hetzelfde als bij dat kleine deeltje op enige afstand, maar het resultaat is 0 (praktisch nul). Er zijn dus binnen de grote massa evenveel verspringingen heen als terug en dit uiteraard in enorme aantallen. Massa in rust is "neutraal", er gebeurt niets mee. Doch wordt er een kracht, bijvoorbeeld een duw op het object uitgeoefend dan lijkt de balans van al die verspringingen - laten we wat er verspringt ieten noemen zodat woorden als electron voor het geheel, de hele Heisenberg sfeer omvattend gereserveerd blijven- niet meer in evenwicht, niet op 0 uitkomend. Zo ware massa op te vatten als weerstand tegen verplaatsing, waarvan de grootte afhangt van de hoeveelheid deeltjes waaruit de massa bestaat, van het inertieel gewicht dus. Die ieten kennen we verder nog niet; mogelijk lijken ze op snaren in andere theorie.
Een belangrijke kwestie is hoe potentiaal zoals van massa en de lichtsnelheid bepalend zich doet gelden op afstand. Elk reizend deeltje heeft te maken met het in onze ogen probleem van nieuwe plek vinden. Hoe weet een foton dat het zich een fractie van een seconde later op een nieuwe exact gedefinieerde plek moet bevinden als er in het luchtledige niets is wat hem ter orientatie dient? Allicht dat ook hier een sleutel gezocht moet worden die past bij de kwantummechanica en daartoe verruimt Yanchilin's boek de horizon aanzienlijk. Fotonen afkomstig van Mercurius en naar de zon toebuigend gedragen zich overdwars als massa hebbend terwijl dit in voorwaartse richting niet het geval is, althans niet aangetoond wordt. Behalve omzetting van potentiele energie in bewegingsenergie bij zulke aantrekking is er een gelijke hoeveelheid potentiele energie die volgens Yanchilin overgaat in interne energie. De frequentie van het foton neemt toe en dit vertaalt zich als snellere seconde nabij massa. De oude verklaring van het gebeuren met de algemene relativiteitstheorie valt dan overboord. Vanzelfsprekend dienen er begrippen ontwikkeld te worden en berekeningen uitgevoerd om nader inzicht te verkrijgen. Dan komt wellicht aan de orde of ieten zodanige regulering kunnen ondergaan dat zij als fotonen een bepaalde richting opsnellen.
Het is voor studenten astronomie beslist nodig om Yanchilin's boek te lezen en daartoe moet het teruggehaald worden uit het verre magazijn waar de professoren, aanhangers van Einstein's oude theorie van honderd jaar geleden toen de kwantummechanica nog niet bestond, het verbannen hebben. Lees dat elke student het boek krijgt van de universiteit want het kost maar een fractie van het uurslalaris der concurrentie werende hoogleraar. Ondermeer schrijft de russische wetenschapper op pagina 79 dat de beweging van een deeltje in een zwaartekrachtsveld niet gelijk gesteld mag worden aan verplaatsing in een noninertieel stelsel, zoals wel gebeurt in de algemene relativiteitstheorie omdat daar de redenering aangehangen wordt dat beide in wezen equivalent zijn (omdat de inerte massa gelijk is aan de de massa welke onderhevig is aan zwaartekracht). In de nieuwe theorie wordt "space-time" gecreeerd door het zwaartekrachtsveld van het heelal; lichtsnelheid en Planck hangen af van de gravitatiepotentiaal. terwijl in een noninertiaal referentiesysteem die lichtsnelheid en de Planck gelijk blijven. Begrip van dit verschil is essentieel voor goede studie.
Nu Vasily Yanchilin een manuscript voltooid heeft over pro en contra van zwarte gaten en daarvoor een uitgever zoekt is er het geschikte moment om hem uit te nodigen voor het geven van gastcolleges. Wellicht kan daarop volgen uitgave van zijn nieuwe werk door of via de Universiteit van Amsterdam.
Aanvulling 23 augustus MMXI:
Twee deeltjes hebben in de naar elkaar toegekeerde helften een grotere bepaaldheid (a la Heisenberg) dan in de buitenste helften. Netto resulteert dit in meer transities van de buitenste naar de binnenste helften van de deeltjes dan omgekeerd en zo bewegen ze naar elkaar toe. Grondslag is dat naarmate er grotere afstand is tot massa de Heisenberg onzekerheid toeneemt.
Nader onderzoek kan volgen over wat er in het verleden gebeurde aan de rand van het voorheen kleinere heelal, waar de onbepaaldheid maximaal wordt en de snelheid van fotonen tot nul daalt. Ligt hier een bron van donkere materie, zoals Yanchilin opmerkt dat de overvloedige straling in het universum daarvoor in aanmerking komt?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten