woensdag 27 november 2013

op het Zuidplein


                ter gelegenheid van de carrieredagen


pleintheater
                         H O G E R O P
 
Op het plein van de Zuidas staat een piepklein, oud caravannetje en daar drentelt het meisje Jippie Yup omheen.
Zij zingt:
      Voglio cantare
      sul blu dell'mare;
      mi piacerebbe un yacht
      waarop een vent met geld en macht.
Onderwijl pakt ze een stuk karton, schrijft daarop TE KOOP en bevestigt het aan het deurtje van de caravan.
Ze zingt:
      De Zuidas trekt mij aan;
      hier wil 'k een goeie baan,
      opleverend goed geld,
      want daar ben 'k op gesteld.
      Mijn naam, zo weet, is Jippie Yup.
      Straks word 'k lid der kleine club
      die hier de lakens uit mag delen.
      Mijn ster is rijzend, hoger boven velen.
Ze wijst naar het caravannetje en zingt:
      Nu eerst mijn oude huisje opgeruimd.
      Wie weet een koper; liefst goed geluimd?
      Tienduizend euro en hij (ze wijst) is verkocht;
      misschien is dit precies waar u naar zocht
Ze kijkt verschillende mensen in het publiek vorsend aan en zingt vol overgave:
      Jippie Yup, je gaat het maken
      op de Zuidas al in zaken.
Ze tilt haar rok wat omhoog
      Wie mag ik straks verwennen?
      Leer mij de mannen kennen.
Ze roept: Kijk daar heb je eentje van de VU.
      Kleine luyden ooit/ Grote jongens nu!
      Hoe zal ik hem straks paaien?
      Eerst maar niet mijn ware aard verraaien.
Er komt een student op, met rugzak, bril en goedkoop gekleed.
J: Goede middag, professor.
S: Ho, ho, ik ben maar een student, hoor.
J: Dan wordt u vast nog professor.
S: Hm, hoogleraar: voorbeeld geven, onderricht  en onderzoek. Heb ik dat in mij?
Nee, dat trekt mij niet zo.
J: Maar als professor verdient u toch heel veel en dat in een voor het leven beschermde positie!
S: Helaas is dat zo; helemaal verkeerd dus.
J: Waarom verkeerd, als ik vragen mag?
S: Omdat mensen gelijkwaardig zijn en zich zo behoren te gedragen. Niet baas over anderen moeten willen worden.
J: Baas over anderen worden en veel verdienen, machtig worden, dat heet carriere maken. Is toch goed? Wie wil dat niet?
S: Ik wil dat niet. Ik wil hogerop. Ik bedoel ik zou daar boven willen staan.
J: Dan blijft u arm. Dan zult u ook geen mooie vrouw (ze showt een beetje) kunnen onderhouden.
S: Tja, centen spelen dikwijls een grote rol in wat heet de liefde.
J: Zo is dat! Dag hoor!
De student kijkt op.
J: Ik zei; Dag hoor!
S: Ja, hoi dan maar; hij slentert weg. 
De duivel duikt plotseling op, met horens en in zwart pak.
D: Dag lieve kind, wat zie je er vandaag weer mooi uit.
J: Hallo, u komt me bekend voor. Wat komt u mij aanbieden?
D peinst, kijkt omhoog, omlaag, links, rechts. Wat denk je van een.......
J: Nou, zeg het maar.
D: Een nieuwe caravan.
J: Ha, Ha, ha; ik wil juist geen caravan meer. Dat kan iemand als u (ze maakt met de vingers horentjes op haar eigen hoofd) toch weten?
D: Nou ja, sommige mensen gaan voor minder akkoord als ze een deal met mij maken.
Hij haalt een halsketting met diamenten uit zijn zak. Kijk eens, is dit wat voor jou?
J: Wat moet ik daarvoor doen?
D: Niet veel, hoor.
Wil je met me trouwen?
J: Ha, ha, ha, die Duivel! Wil zeker een kindje; nog meer duiveltjes.
D: Och, wat is daar op tegen?
J wijst op de luxe kantoren rondom. Weet je wel wie daar zitten?
D: Natuurlijk; geldwolven. Ik heb ze bijna allemaal in mijn macht.
J: Zij kunnen mij luxe bieden; mooie kleren, zeker ook zulke diamanten als waar jij mee leurt, maar bovendien intiem dineren in een klasserestaurant, mmm; heerlijke strandvakanties in de Caraiben of zo.
D: Fluitje van een cent voor mij.
J: Maar jij stinkt; als het niet letterlijk is dan zwaar geestelijk.
D: Bah, ik sta hier mijn tijd te verdoen.
Hij gaat boos weg.
J: Ziezo, afgepoeierd. Toch knap van mij, al zeg ik het zelf.
Ze kamt haar haren. Ze zingt: 
      Mensen, oh ik smacht, ik smacht;
      'k zit hier maar en wacht en wacht;
      'k smacht naar liefdevolle aandacht.
      Is hier niemand die mij toelacht?
Ze gaat de caravan binnen, komt er uit met een boodschappentas en wandelt weg, zeggend: Tot zo.
Een professor komt langs, ziet het bord en bestudeert het. Hij klopt tevergeefs verschillende keren op het deurtje.
Houdt nadenkend de hand aan de kin , haalt dan een strook papier uit zijn aktentas en hangt het uitproberend boven het deurtje.
P mompelt: Als ik nou dit kleine caravannetje koop dan heb ik tenminste een materiele basis voor mijn colleges en hoeft niet alles op het Internet.
Hij strijkt het papier glad en daarop blijkt te staan Universiteit van Finsterwolde.
P verheugd: Dit past wel. Laat ik maar meteen beginnen met een proefcollege.
Hij speurt om zich heen en ziet verderop een paar stoelen. Die plaatst hij tegenover het caravannetje en gaat zelf op het opstapje voor het deurtje staan, wachtend rondkijkend en ook heen en weer drentelend; een beetje ongeduldig loopt hij om de caravan heen.
Net als P achter de caravan is komt een jongeman aanlopen, in werktenue. Hij pakt een stoel, verplaatst die iets buiten de andere en haalt een twaalfuurtje tevoorschijn.
P komt weer voor den dag en aarzelend naar de jonge arbeider toelopend vraagt hij: Komt u voor het college?
A: College? Wat, welk college? Mag ik hier mijn brood opeten?
P: Ja natuurlijk. Hij drentelt wat heen en weer. Wilt u iets horen?
J: Horen? Ik hoor autos en vogeltjes verderop. Hoort u die?
P: Ik bedoel van mij horen.
A: Van u horen, hm. Hoezo? Wat wilt u zeggen?
P: Ik geef college.
A: Aan studenten? Ik zie er geen.
P: Ja, aan studenten, maar ook aan het gewone volk.
A: Gewoon volk? Hoor ik daarbij?
P: Zeker; u hoort daarbij, u bent een medemens.
A: Een medemens ben ik. Dat wist ik al. Wilt u nog meer zeggen?
P: Ik ben nog niet eens begonnen.
A: Ik luister eigenlijk liever naar muziek. Hij haalt oordopjes tevoorschijn.
J komt terug, samen met een oudere vrouw.
V bekijkt het bord, de professor en de jongeman; zegt dan: Universiteit van Finsterwolde? Dat zijn toch die rooien?Tegen onze koningin.... en koning.
Ze draait zich naar het publiek en schudt het hoofd.
Ik krijg het er benauwd van. Die willen je geld afpakken. 
Ze kijkt weer even naar het bord en zegt: Zoveel onzin. Iedereen weet toch dat geld gelukkig maakt en de overheid moet zorgen dat we er zoveel mogelijk van krijgen. Of niet soms?
Ze wijst naar het bord.: Opruiers zijn het.  Zo'n universiteit moest verboden zijn.
Ik dacht trouwens dat communisten niet meer bestonden. Tegen het publiek: Nou ja, alleen nog in reservaten zoals Finsterwolde.
J: tegen V: Och blijft u toch rustig. Deze meneer (gebarend naar P) praat alleen maar. Hij doet niks. Kijk eens hoe klein die U-ni-ver-si-teit  van  Fins-ster-wol-de is. Ze lacht.
J tegen P: Dit is nog steeds mijn caravan. U moet eerst betalen, tienduizend eurootjes.
P: Is dat niet een beetje veel voor zo'n oud wrakkig ding?
J: Nee hoor, want geld maakt gelukkig en daar heb ik grote behoefte aan.
A, die zijn oordopjes al had afgedaan: Aan geld of aan geluk?
J lacht hem toe: Aan allebei, schat.
Ze zingt:
      Met wat gewriemel
      aan een bobo piemel
      vang ik veel centen
A zingt:
      Is dat liefde die jij wil?
      Lijkt me toch een beetje kil;
      brood zonder krenten.
Duet:
      Een paradijs op Aarde;
      waar geld heeft geen waarde:
      voor ieder is er daar genoeg.
      Is 't nú daarvoor te vroeg?
A tegen P: Wat wou u zeggen, eigenlijk?
P: Dat we allemaal gelijkwaardig zijn. Art 1 van de universele Verklaring is onze grondwet.
A: En wat mag dat dan wel zijn?
P: Ieder wordt geboren vrij en gelijk in rechten.
A: Lijkt me prima. Tegen J: Wat vind jij, meid?
J: Zeg maar Jippie, hoor. Ik vind het ook uitstekend.
J tegen P: U mag het caravannetje wel hebben. Voor nul, komma nul euro.
A applaudiseert.
J tegen publiek: Ik heb wat anders op het oog.
Ze kijkt met verliefde blik naar A. Hogerop!
J tegen publiek: Hij zal wel geen centen hebben, maar....
Ze zingt:
      Maar 't is een stoere vent;
      hoe zalig als ie mij verwent!
A zingt:
      Ik voel me vrij en blij,
      kom Jippie, dans met mij.
Ze dansen en P rapt, al in de handen klappend:
      Blije vogels, bouwen straks een nest.
      Ik zie 't al komen, (tegen publiek) u bedenkt de rest.
Alle drie dansen en zingen:
      Kom meissie/jongen/meester, dans met mij.
      Het paradijs is zo dichtbij;
      de liefde streelt het hart;
      voor ieder is er wel een part.
Ook het publiek kan vervolgens meezingen en dansen, liefst alles onder begeleiding van een accordeon. 
 
     
   
   
 

Geen opmerkingen: