In zijn boek The Quantum Theory of Gravitation (2003) stelt Vasily Yanchilin dat zwaartekracht een puur kwantummechanisch verschijnsel is: Met hypothese dat massa de Heisenberg onzekerheid reduceert zullen er in de helft van een deeltje het dichtst bij een andere massa minder kwantummechanische overgangen (vergelijk het overkoken van melk) naar de verste helft zijn dan omgekeerd. Volgens deze Russische wetenschapper was in het jongere heelal de lichtsnelheid groter en massa kleiner. Hoe is het mogelijk dat massa groter of kleiner wordt? Zoeken naar goede terminologie is nodig voor meer duidelijkheid.
Energie is kracht maal afgelegde weg. Zo ware te schrijven E = m . c (impuls) . c, waarbij die c gerelateerd is aan afstand. Het kleiner zijn van massa in een vroeger compacter heelal kan dan gezien worden als het resultaat van intensere kwantummechanische overgangen. Ten opzichte van de externe massa dan niet bijv. erheen 10 overgangen en er vandaan 5 maar bijv. 100 en 95 of 60/40, zodat delta er bepalend verschil ontstaat. Het krachtenaspect van massa verandert in de factor m . c en overeenkomstig wordt bij behoud van energie c variabel.
Verder na te gaan is wat Yanchilin de lichtformule noemt (E = phi.m; E=m.c exp2; /phi/ = c exp 2). Bij de gangbare formule over de relatie tussen energie, massa en de lichtsnelheid zijn allerlei vraagtekens te plaatsen. Men mag hier aandacht aanbesteden en dat graag in een uitgebreid nederlandstalig leerboek natuurkunde. Waarin uiteraard ook aan de orde komt of Einstein fout zat met zijn algemene relativiteitstheorie. Daar gaat Yanchilin diep op in met prima argumentatie. De speciale blijft geldig bij relatie tussen c en de algemene zwaartekrachtspotentiaal, welke beide scalairen zijn en in alle richtingen gelijk met restrictie op een bepaalde plek en een bepaalde tijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten