donderdag 7 november 2019

tijd / time

            Abstract: atomic clocks indicate physical processes which vary due to local gravity
Als een atoomklok op Aarde, eentje in een sateliet en de zon op één lijn staan en dat een dag later weer zal er op al die drie plekken evenveel tijd verstreken zijn. Maar de klokken wijzen verschillend aan met die in de sateliet relatief achterlopend. Dit wordt verklaard door sneller verloop van de fysische processen nabij massa. Daar raakt alles compacter en worden de atomen iets kleiner. Een atoomklok werkt op verspringen van elektronen binnen een atoom en bij kleinere afmetingen is daarvoor iets meer energie in het spel. Het tikken van de atoomklok wordt hierdoor vertraagd en dit werd steeds afgelezen door de volgers van Einstein. Echter gebeurt er op Aarde door dat snellere verloop van de natuurkundige processen tijdens de langere seconde van de atoomklok in de sateliet meer dan in de kortere seconde beneden. Op Aarde moet er zo nog een fractie van de lokale seconde bijgeteld worden om eenzelfde periode als in de sateliet te krijgen. Het netto resultaat is volgens de berekeningen van Vasily Yanchilin dat de algemene relativiteitstheorie fout zit met langzamere seconde nabij massa. Want de negatieve component bij het tikken veroorzaakt door grotere benodigde energie voor het overspringen van de elektronen is kleiner dan de positieve component van een fractie van de Aardse seconde bijtellen. Een en ander wordt ondersteund door roodverschuiving en het principe van least action. En als de tijd nabij massa sneller verstrijkt, lees de fysische processen er sneller gaan, moet de Ia supernova afstandsmeter gecorrigeerd worden naar de grotere concentratie in het jongere heelal. Dit valt wellicht duidelijker onder woorden te brengen en bericht dat dan aan het aan deze site gelijknamige hotmail adres.
Hoe kan het amerikaanse NIST beweren de seconde uiterst nauwkeurig te meten? Hun atoomklok zou een miljardste van een seconde kunnen afwijken maar niet een seconde in een miljard of biljoen jaar want het universum verandert. Bovendien draait de Aarde in elliptische baan om de zon en daardoor varieert de plaatselijke seconde een tikkeltje.
     probleem
Tijd is een scalair. Zwaartekrachtspotentiaal idem. Yanchilin noemt zwaartekracht een kwantummechanisch verschijnsel: in de helft van een deeltje het dichtst bij een externe massa zullen er minder kwantummechanische overgangen naar de verste helft zijn dan omgekeerd, zodat het deeltje zich netto in de richting van die externe massa verplaatst. Alles met hypothese dat massa de Heisenberg onzekerheid reduceert. Bij botsing van twee zwarte gaten -die dus niet bestaan volgens de argumentatie van Yanchilin; het zijn gewoon grote massa's- verandert de lokale potentiaal en men meent daardoor ontstane zich met de lichtsnelheid verplaatsende zwaartekrachtsgolven te hebben waargenomen. Vraag is hoe verbreidt zulke potentiaal zich en met welke snelheid. Dit kan van betekenis zijn voor het verstrengelingsvraagstuk: Deeltjes uit eenzelfde bron verstuurd kunnen een bepaalde relatie met elkaar blijven onderhouden zonder dat er tijd voor overbrugging mee gemoeid is. Het heelal is nergens leeg want overal komt er radiatie voor. In de snaartheorie zijn het dingetjes met Planck afmetingen of -tijd bij hun trillen. Dit laatste werkwoord doet denken aan drie dimensies en eenvoudiger is het misschien om het over slechts een voor- en een achterkant, of een dit en een dat te hebben met het dit-dat stelsel verschillend in de ruimte gesitueerd. Past potentiaal daarop? De Schepper zal er meer van weten, maar we hoeven later begrip niet buiten onze sferen, het heelal, te zoeken.

Geen opmerkingen: