In gans het heelal is er sedert de Schepping precies dezelfde hoeveelheid tijd verstreken. Buiten het expanderende universum is er niets, ook geen tijd, behalve de Grote Geest die het wonderlijke nooit veranderende koolstofatoom, etc. bedacht. Biologen neigen dikwijls tot atheïsme omdat zij dom genoeg menen dat zoiets zomaar vanzelf ontstaan kan. Dat is voor natuurkundigen een gruwel en volstrekt onwetenschappelijk. Misschien zijn er tal van bewoonde planeten en heeft God de Aarde bestemd als boerderij voor niet alleen fysieke maar ook geestelijke evolutie. Hij kan niet op de televisie verschijnen omdat dan alles vast zou komen te liggen en onze keuzevrijheid verdwijnt. Natuurlijk weet die Geest vanuit zijn hemelse wereld hoe laat het bij ons is.
En dat er volop geknoeid wordt met tijddilatie in treinen door tunnels, bij tweeling astronauten en bij het muon. Dat muon uit kosmische straling tevoorschijn komend heeft een langere vervaltijd naar andere deeltjes dan eentje in het laboratorium. Slechte wetenschappers schrijven dit dan toe aan dilatie van de tijd en verhullen daarmee de noodzaak tot werkelijk onderzoek, want in feite gaat het om ander tempo van fysische processen. Waar verschilt een muon met bijna de lichtsnelheid van andere? Te noemen zijn een veel grotere effectieve massa en het proces van verkleining daarvan. Die zaken moeten dus door de theoretici onderzocht worden in plaats van achterover te leunen, zich tevreden stellend met tijddilatie. Een deeltje heeft ook een golfkarakter. De energie daarvan weerspiegelt zich in frequentie en bij door snelheid vergrote massa zal die hoger zijn. Er bestaan dus wel aanknopingspunten voor verder onderzoek en gooi dilatie van tijd maar overboord, voortaan rekenend met verschillend tempo van fysische processen naar gelang van omstandigheden.
Vasily Yanchilin verwerpt in zin boek The Quantum Theory of Gravitation (2003) de hele algemene relativiteitstheorie waarin die tijdsdilatie zo belangrijk is. Hij voert hiertoe verschillende argumenten aan:
Het equivalentieprincipe is onjuist want een lading geeft geen straling in een gravitatieveld.
Tragere tijd, het langzamer verlopen van fysische processen, nabij massa is in strijd met het razendsnelle gebeuren in het prille zeer geconcentreerde heelal.
Een punt is een wiskundig begrip en bestaat in de natuurkunde niet omdat het geen afmetingen heeft. Een Oerknal uit een punt is voor de Creator bovendien lastiger dan uit een veld, gelet op de vele wetten die er in gepropt zouden moeten worden.
Trager verloop van fysische processen is niet aannemelijk bij grote concentraties zoals een massa waar alles "dichter op elkaar zit" en bijvoorbeeld de elektronen meer energie behoeven om te verspringen. Ook zulke energie valt uit te drukken met golflengte en behelst dan hogere frequentie, meer energie bezigend per tijdseenheid.
Dat is onder meer het geval bij de roodverschuiving van zonlicht. Dit heeft bij de bron een hogere frequentie, maar onderweg moet de zwaartekracht overwonnen worden en zie voor meer genoemd boek.
Bekend is lenswerking door massa en als verklaring geeft de russische onderzoeker dat een foton het principe van least action gehoorzaamt. Het zoekt nabij massa een pad "met zo groot mogelijke stappen (oscillaties van lagere frequentie) en daarvan zo weinig mogelijk". Waargenomen wordt een route niet vlak langs de massa omdat daar de frequenties hoger zullen zijn. Dus de tijd sneller verstrijkt, herstel het tempo der fysische processen groter is.
Honderd jaar geleden was constante lichtsnelheid slechts een hypothese en nadien is nooit bewezen dat deze elektromagnetische straling onveranderlijk is en wel een zeer unieke positie zou innemen. Maar nu wordt foutief versnelde uitdijing van het heelal daarop gebaseerd, met aandrijving door negatieve energie. Over dit laatste beschikken alleen tovenaars. Die weten vast wel wat het is. Als in het eertijds kleinere heelal de lichtsnelheid groter was moeten de gegevens van de supernovae Ia opnieuw geïnterpreteerd worden. Er rest afname van de lichtsnelheid overeenkomstig het feit dat bij verplaatsing van massa/energie er een interne of externe bron nodig is om dit te realiseren.
Inflatie van het vroege heelal is een verzinsel om de falende algemene relativiteitstheorie te redden, maar het stoelt op geen enkel natuurkundig feit en de logica verzet zich ertegen.
Poincaré, zie het artikel van Yanchilin in CJPAS, te vinden op site top-formula.net, bracht naar voren dat in de astronomie met euclidische meetkunde volstaan kan worden indien de lengtemaat als variabele genomen wordt. Dat is zinnig bij het aflezen van atoomklokken omdat bij grotere g de processen binnen het atoom veranderen (evt. te omschrijven met variatie in de lengtemaat), tenminste in tempo. Yanchilin stelt voor om met twee atoomklokken (bijvoorbeeld uitvoerbaar op het strand en de 700 m hoge vulkaan van Saba) de tikken te tellen gedurende enige weken en dan de aantallen te vergelijken. Bij momentane metingen in vliegtuigen en op de grond werd er overheen gewandeld dat de seconde boven langer duurt en er dus meer tikken per die langere seconde geteld werden. Maar op het strand en de berg duren de weken even lang en zal volgens huidig begrip de algemene relativiteitstheorie in de prullemand moeten. De speciale relativiteitstheorie blijft wel geldig als, volgens hypothese, de lichtsnelheid gerelateerd is aan de potentiaal van de totale massa van het heelal, welke op een bepaalde tijd en een bepaalde plaats in alle richtingen hetzelfde is. Zo'n relatie is zo gek nog niet omdat de afgeleide van een potentiaal een kracht is en de verplaatsing van de massa of energie van een foton erbij past als voren opgemerkt.
Op vele universiteiten en door wikipedia wordt ondertussen verdonkeremaand de nieuwe theorie van Yanchilin dat gravitatie wellicht een puur kwantummechanisch proces is, mits massa de Heisenberg onzekerheid reduceert: In de helft van een deeltje het dichtst bij een externe massa zullen er minder kwantummechanische overgangen naar de verste helft zijn dan omgekeerd. Met als resultaat verplaatsing van het deeltje in de richting van de externe massa, hetgeen aantrekking door de zwaartekracht genoemd wordt. Om met de natuurkundige Feynman te spreken: De keukenmeid kan het begrijpen.
De aanhangers van de algemene relativiteitstheorie (uit een tijd voordat kwantummechanica bekend werd) zeggen: Als op afstand van massa er een seconde passeert dan verstrijkt er minder dan een seconde nabij massa.
Echter vermindert in de door astronomen gebruikte interval formule de eerste term (met massa gedeeld door het produkt van r maal het kwadraat van c) die gaat over duur.
Citaat, pagina 185: Any period of time is equal to duration of some physical process. Therefore if all periods of time decrease near a large mass then duration of the physical process decreases. That means time passes faster near mass. In nieuwe terminologie: de processen gaan er sneller, terwijl overal in het heelal de tijd even gelijkmatig verstrijkt. Vindt u het moeilijk te begrijpen? Die zwarte gaten komen voort uit (1- 2GM/r . c exp.2) als M groot en de factor negatief wordt. Maar denk aan het op school geleerde (1-a)(1+a)=1-a kwadraat. En (1-a) = 1 / (1+a) bij benadering als het kwadraat zeer klein wordt. Dan krijg je in de noemer een altijd positieve factor (zie het boek voor zelfstandige afleiding) en wordt het bestaan van zwarte gaten onmogelijk.
Bekijk de in omloop zijnde foto van een zwart gat eens nauwkeurig: Er is helemaal geen werkelijk zwart gat te zien. Kan ook niet want het licht dat naar de camera zou moeten verdwijnt in dat gat. De foto, overigens een compositie, toont alleen maar een lichtkrans. Die kan veroorzaakt zijn door een enorme massa in de toestand van het vroege heelal met "ondoorzichtigheid" en aan de randen overgang naar lagere temperatuur met uitgestraald licht.
Filosofen op de universiteiten moesten vroeger toetsen op waarheidsgehalte van beweringen, maar dat komt er helaas niet van in het oude mooie vak sterrekunde. Het tijdig ontvangen van salaris staat nu voorop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten