In lijn met het principe van least action zoekt een foton "een route met zo groot mogelijke stappen (lagere frequentie) en daarvan zo weinig mogelijk" (Yanchilin, 2003 The Quantum Theory of Gravitation). Waargenomen wordt een baan niet vlak langs massa maar op enige afstand (lenswerking). Dit leidt tot de conclusie dat nabij massa de frequenties hoger zijn, de tijd sneller verloopt. Sedert het Begin is er overal in het heelal evenveel tijd verstreken en de moderne zegswijze is dat de klokken ongelijk lopen doordat de lokale gravitatiepotentialen verschillen. Men zou op het strand en de 700 meter hoge vulkaan van Saba klokken kunnen plaatsen om na enige weken zwemmen en zonnen "de aantallen tikken te vergelijken". Het gaat echter om zulke kleine verschillen dat gebruik van nauwkeurige atoomklokken nodig is. Die wijzen in satellieten en op de maan evenwel meer tijd aan en dat noopt om een verklaring te zoeken.
De atoomklok werkt op verandering van baan der elektronen. Waar de gravitatiepotentiaal geringer is zoals in de ruimte zullen de schillen een ietsje verder uiteen liggen. Een wijdere schil heeft dan een kwadratisch groter oppervlak, even aannemend dat de golf van het elektron plat is; anders gaat het om een derdemacht. Terwijl de gravitatiepotentiaal een scalair is en lineair afneemt. Is er met het verspringen naar een groter omsloten volume eveneens kwadratisch grotere energie nodig en verklaart dit dat de wijzers van de atoomklokken sneller draaien dan overeenkomt met het principe van least action? Voor de driehoeksmeting van het gps-systeem lijkt het niet uit te maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten