zondag 31 januari 2021

straattheater / televisiespel

         Alle(n) samen
                            Op een pleintje staat een piepklein oud caravannetje (beschikbaar uit stalling De Ganzenhoeve, Zeewolde).
Er tegenaan staat een ov-fiets. Ervoor een zware mooie rode motor. Erboven hangt een viervlak met twee groene en twee oranje zijden. Een zelfsturende taxi-auto komt al toeterend aanrijden.
De auto (tenorstem) roept: Hoi, is het hier gezellig?
De fiets (alt) belt.
Het caravannetje (soprane) wiegt heen en weer.
Motor (bas): Kom er maar bij hoor!
Auto: 'k Heb even vrij. Mijn laatste klant was een beetje in de war of misschien dronken. Hij stotterde dat ie naar de kerk moest, maar toen we daar kwamen zei hij het kerkhof te bedoelen.
M: Was ie al zover; aan het kerkhof toe?
A: Och, hij bleek in de Kerkhofstraat te wonen.
M: Gaf hij een goeie fooi?
A: Dat vertel ik niet; privacy weet je.
F: Privacy, privacy, Dan moet jij ook niet vlak langs fietsers rijden. Geef hen wat ruimte. Wij slingeren altijd een beetje, dat weet je wel.
M: Heb ìk geen last van, van slingeren. 
De motor brult met vol gas. 
M: Vol gas vooruit en in een rechte lijn.
F: Jij gaat vaak veel te hard. Je hebt geen goede snelheidsmeter. En jij auto ook niet.
A en M: Hoe zo? Wat dan?
F: Heel eenvoudig: kilometers en uren passen bij het aangeven van te overbruggen afstanden. Meters en seconden passen beter bij remweg en reactietijd.
M: Ik reageer supersnel. Ben altijd als eerste weg bij het stoplicht.
F: Dat mag, maar dan niet harder rijden dan tien meter per seconde in de stad.
M: Dan kan ik net zo goed gaan fietsen.
A: En mijn klanten lopen.
F: Op buitenwegen 20 m/sec en op de autoweg 30 m/sec.
A: Dat is 108 km/uur. Is meer dan 100 km/uur. Klinkt wel goed.
M: Voor jou, Fiets, lijkt me 5m/sec wel voldoende!!! ........ Nou ja, tenminste als je ouderen of kinderen vervoert.
A: Hoe weet ik hoe hard ik mag rijden, want ik zie vaak al die borden niet.
F: Vijf is in romeinse cijfers een V; tien een X. Die kun je op de middenstreep van de weg verven.
Het viervlak verlicht zich en gaat langzaam draaien.
M: Kijk, er wordt er eentje wakker.
A: Hoort ie wel bij ons? Wij zijn toch van het verkeer?
V met monotone robotstem: Kijk, mijn oranjevlak met de punt naar beneden. Raadt eens.
Stilte. 
V draait een groen vlak naar het publiek.
V: Kijk, mijn groene vlak met de punt naar boven. Raadt eens.
A: Het doet me ergens aan denken.
M: Mij ook.
A: Ah, voorrang en doorgang.
M: Inderdaad.
F: Lijkt mij ook.
Opgelucht claxonneren, toeteren en bellen ze.
Caravannetje: Wat is er aan de hand? Toch geen ongeval?
A en M en F: Nee hoor. Hoe gaat het met u?
A: U bent al verschrikkelijk oud, hè.
M: Zo lang gaan wij niet mee.
F: Nou ja, ik heb wat minder last van de mode. Jullie moeten telkens een nieuw jasje voor goede verkoopcijfers.
Het caravannetje gaat wiegen.
A: Waarom wiegt u? Wilt u misschien ergens heen? Ik heb een trekhaak hoor.
C: Nee, nee; ik sta hier prima. Een beetje wiegen is gewoon mijn gewoonte. Vanwege mijn gasten dus. In een caravan breng je de meeste tijd immers slapend door, nietwaar?
F: Klopt.
M: Klopt.
A: Da's waar; gelukkig niet in mijn soort.
F: Nou, slaapdronken wel eens. Of beneveld door sterke drank.
M: Dat kun je op een motor niet hebben. Rij je subiet in een sloot.
A: Ja maar dat komt ook doordat wegen zo vaak fout geconstrueerd zijn.
M: Hoe bedoel je?
F: Zeg eens.
A: Het beste is om alleen de doorgaande rijstrook te asfalteren. Alle op-, af-, inritten contrasterend met keitjes uit te voeren.
V: Ben ik helemaal voor. Geen onduidelijke oversteekplaatsen ook. Ik wil wel aangeven wie door kan gaan.
C: Gaat dat wel goed? 
V: Dat gaat goed als je weet dat je geen voorrang mag nemen maar voorrang moet geven.
M: Ingewikkeld.
V: Valt mee; iedereen weet toch dat rechts geen voorrang heeft in de strikte zin, zonder op of om te kijken, maar dat links voorrang moet geven.
F: Precies.
De fietsbel wordt actief.
M: Wat wil je met dat bellen?
De motorlaat zich even ronken.
F: Jij moet beter uitkijken.
F: Eigenlijk hoor jij je uit te leven op een racecircuit en niet op de openbare weg.
A: Daar wil ik ook wel naar toe.
C: En als jullie moe worden kun je bij mij uitrusten.
V: Ik geef het startsein.
V draait met een ruk naar groen.
Allen rappen: We gaan naar Zandvoort, al aan de zee.
                         We nemen olie en kolen mee.
A en M: KOLEN???!!!
M valt bijna om. A schokt.
F: Ja-a, van die kleine groene, spruitjes heten ze. Vind ik heerlijk.
C: Ís zo. Zeker weten.
Het stuur van M schudt van neen.
Ze rappen verder:
                         't Is zo'n grote heerlijkheid
                         als je met topsnelheid rijdt.
F juichend: Ik haal van het duin af wel tachtig kilometer per uur.
M: Jij mag toch niet harder dan 5 m/sec, dat is achttien in plaats van tachtig!
Allen lachen ha,ha,ha.
Er komen vijf mensen op; die van de stemmen. Ze gaan zitten op de fiets, op de motor, in de auto, in het caravannetje met open bovendeurtje. Eentje draait op afstand het viervlak.
Slotlied met bellen, toeteren, claxonneren, lichtflitsen en wiegen:
Allen: Wees wijs in het verkeer;
            gedraag je als een heer.
Soprane: Of dame.
Bas: Mijn motor is heel stoer, maar mij draait ie geen loer (hij klopt af), als ik met voorzicht toer.
Allen: Samen op de weg en in de straat;
           toch heus wel wat bedaard zo die gaat.
Tenor: Een taxi voor mevrouw, mijnheer; rij ik de stad zo op en neer.
Alt: En luistrend naar mijn bellen vallen van je ogen schellen; zie je mij staan en gaan.
Allen: Oh, heerlijk, eerlijk
           vriendelijk gedrag onontbeerlijk.


Geen opmerkingen: