donderdag 4 oktober 2007

poppekast Jan Peter en 't Venijn


15 juni MMVI
poppekast
Jan Peter en 't Venijn
Als het doek of de luiken opengaan komt JP op, om zich heen kijkend en speurend over de rand van de poppekast.
JP: "Waar blijft ze nou!?"
Hij gaat door met zoeken.
"Ik moest toch om .... uur bij haar komen?"
Vraagt aan de volwassen toeschouwers: "Weten jullie hoe laat het is?"
De toeschouwers kunnen antwoorden. (De tijden moeten met elkaar kloppen).
J P: "Ja dan moet ze er nu toch zijn! Hebben júllie haar misschien gezien? Ze is een beetje mollig en draagt altijd weer een ander hoedje. En ook een kroontje. Ha, ik geloof dat ze daar komt."
Onderaan in de poppekast verschijnt langzaam een enorme kroon met allerlei glinsterdingen of lichtjes en daaronder Bea, een zak vol geld dragend.
J P: "Ha die majesteit, hoe gaat het Bea?"
Bea: "Wel, Jan Peter, het gaat goed maar het kan altijd beter". Schudt de zak met geld en maakt duidelijk dat er nog wel wat bij kan. Als jij er dertig procent bij krijgt dan ik ook, begrepen?"
J P: "En hoe is het met de prinsen en prinsessen en met de prinsjes en de prinsesjes?"
Bea: "Best hoor, ze hebben volop blauw bloed en je weet blauw is mijn lievelingskleur"
J P: Hè? Ik dacht oranje"."
Bea: "Welneen, oranje is voor het volk; het lijkt mij teveel op verwaterd bloed met groot verlies aan daadkracht."
J P: De prinsen, prinsjes, prinsessen en prinsesjes zullen 't blauwe bloed van jou hebben, oh mijn koningin. Maar mag ik eens prikken?" Haalt enorme injectiespuit tevoorschijn.
"Een klein druppeltje bloed van jou bezien om mij te overtuigen?" Voegt eraan toe richting publiek: "Als het niet rood maar blauw is stuur ik haar onmiddelijk naar de dokter".
Bea: "Jij mij prikken, meneer Jan Peter? Geen sprake van; jij zult mij likken. Zo hoort dat met onderdanen en dat ben jij niet uitgezonderd. En dat is ook die schrijver van straattoneel en poppekast. Waarom doe jij niks aan zijn geklier tegen mij?"
J P: "Wij leven in een vrij land met normen en waarden en iedereen mag zeggen wat hij denkt. Ik zorg er via via wel voor dat zo iemand niets in de kranten kan schrijven. Anders krijgen die geen advertenties meer van de overheid en gaan ze failliet."
Bea: "Vrijheid van meningsuiting; natuurlijk; ik zal jou ook wel eens even zeggen wat ik denk, maar het blijft onder ons, het is staatsgeheim."
J P: "Hm; staatsgeheim is een groot woord. Je bedoelt dat wat we nu gaan zeggen onder ons blijft. Dat we het aan niemand vertellen. Maar zo werkt het niet bij een staatsgeheim!"
Bea: "Precies, jij klapt niet uit de school van wat ik je ga zeggen over die nare anti-oranje klanten. En je kent mijn motto: Spreken is zilver, zwijgen is goud."
J P: "Ah, je bedoelt bijvoorbeeld niet lullen over je grootmoeder die heroine liet verkopen op de Indische postkantoren".
Bea: "Hou je mond, gereformeerde kleine man. Jij hoort mij te likken".
J P: "Hoera Bea, wat wou je mij vertellen?"
Bea fluistert J P onhoorbaar in het oor.
J P tegen publiek:
" Wat hoor ik daar? Zoveel venijn
van adeldom naar mensjes klein;
van machtig, hoog gezeten
een douche vol stank en scheten.
Zeg Bea, 't is bekend
dat jij jouw rol niet kent.
Handhaven der wet moest 't zijn
beschermen tegen 't groot het klein.
Maar oppergraaister ben jij nu,
ogen fel uitstekend met een adelsplu."
Op komt communist Pierlala: "Mijn naam is Pierlala;
ik zoek en vind, ha ha.
De schurk neem ik gevangen
om aan de galg te hangen."
Hij zwaait met een galg.
Vraagt aan het publiek: "Wie is de schurk, het schurkje of de schurkse?"
Lacht hierbij sardonisch.
communist Pierlala: "Ik ben een ouwe communist.
En voor 't geval u dat niet wist:
Wij rooien zijn gelijken,
in elk land moet dat blijken.
Wie zich als eertijds Eva wil verheffen:
het touw, de strop zal hem, haar treffen".
communist Pierlala bekijkt de halzen van J P en Bea, neemt de maat met dik touw.
Bea: "Hij schendt mij!"
J P: "En mij erbij".
Bea: "Oh, had ik toch gerespecteerd
artikel één: Vrij, onverveerd
geboren wordt elk met gelijke rechten.
't Is dwaas, 't is zonde om te knechten.
Maar 'k heb een wil, 'schoon geen verstand:
Eigen volk eerst, 'k bedoel d'familieband.
Mijn duizend man die 't voor het zeggen heeft:
Treedt op, treedt op zodat het volk weer beeft."
J P:
"Ach, krijg ik later nooit en niet
wat zo mooi lag in 't verschiet:
'n stel fijne commissariaten;
de tonnen gelds nog daargelaten.
Nu dwarsboomt mijn verlangen
die Pierlala, hij wil mij hangen
omdat ik heb geleefd
van wat de Mammon geeft."
Bij de laatste zinnen komt Gewone Meid op en hoort aandachtig toe:
Gewone Meid: "Wat hoor ik daar? 't Is toch niet waar!?
De ene mens die wil de andre hangen?
gekrijt aan hanebalk als schuldenaar?
of vol van wraak de woekeraar?
Me dunkt: die neem ik ras gevangen!"
communist Pierlala: "Zeg jij, Gewone Meid,
bemoei je niet met onze strijd
tenzij als pion van 't rode leger
dat oprukt als volmaakte veger
van al wat ons niet zint
en ongeacht wie God bemint.
(G M haalt tralies ) 't Is niet genoeg die ijzren stangen
Verkeerde mensen deugen niet; zij moeten hangen!"
Samenzang van alle vier de acteurs: "Met de strop om je nek
lijd je al gauw niet meer gebrek.
Met het touw om je hals gedaan
is 't met centen tellen úit, voortaan.
Knapt de wereld ervan op?
Of is de doodstraf grote flop?
Ben jij nog niet echt levensmoe
dan doet een andre koers er zeker toe."
Gewone Meid: "Bea doet het voor geld en status. Net als haar moeder en haar grootmoeder is ze totaal ongeschikt voor de funktie van staatshoofd. Nota bene trekt ze het zoontje voor en liet hem bekwamere kandidaten wegdringen bij het Internationaal Olympisch Comité. Alsof niet in alle regionen van het olympisch gebeuren fair play strikte vereiste is. Wilhelmina was een sta in de weg voor iemand als staatshoofd die werkelijk bekwaam was om het volk te leiden tegen het opkomend fascisme en het land te behoeden voor de schande van de deportaties. Bea pikt van ons. Niet alleen de miljarden die ze vergaarde, maar vooral onze gelijkwaardigheid, onze eer en daarvoor moet ze gestraft worden. Maar hangen? Nee, laat haar maar plees schoonmaken in de gevangenis. Samen met dat kontlikkertje J P.
Gewone Meid pakt het touw van c Pierlala en bindt Bea en J P ermee om in een hoek achter de nog zichtbare tralies geleid te worden. Ze zingt, terwijl ze Bea de kroon afpakt en er naar kijkt:
"Wie past de kroon?
Hoort op de troon?
(Naar publiek): Zou het kroontje mij goed staan?
(Peinzend): Trekt de hoge troon mij aan?
communist Pierlala: "Pas op, wie een kroon draagt moet dienen; niet vérdienen en miljardair worden. Op de troon hoort een nederige als de Bijbelse David in zijn goede ogenblikken; niet een opgeblazen pop die zich met adelijke titels tooit en vlag is op een politieke modderschuit. De goede koning is vriend van de Bijstandtrekker en eet met hem. Hij houdt de hebzuchtigen in toom en dringt hen terug, al zijn het de eigen bloedverwanten.
Broederschap? Van dezelfde tafel eten is de daad bij het motto. Niet zoals in de kerk symbolisch, waarna iedereen zich naar huis rept om in apartheid biefstuk of gehaktbal te nuttigen.
Vrijheid? Die heb je pas als je werkelijk meedoet aan beraad en besluit over de hoofdzaken, zoals via het referendum.
Gelijkheid? Komt des te minder voor naarmate er meer weckflessen, koelkasten en banken zijn, maar altijd geldt: bejegen de buurman, de vrouw op straat en de vreemdeling als gelijkwaardige mensen. Een goed staatshoofd zal zich nooit daarboven verheven voordoen?."
Gewone Meid: "Wij hebben al een grote Koning;
in de hoge hemel is Zijn woning.
Bij ons zit in het bloed
Zijn beeld als Adams goed.
Maar duivels rap en sluwe slangen
gaan rond, wekkend misplaatst verlangen:
Pikken, stelen, jij wordt rover
Koom' dra de tijd dat dit is over."
Allen: "Edel en hoog geboren Humain par la sagesse
als mens naar Godes beeld de Dieu le Créateur
zoek ik rechtens behoren nous cherchons en noblesse
de vrijheid onverheeld. la liberté d'tout coeur.
Om 's Heeren aardse gaven Le droit pour chaque tête
te proeven met verstand s'appelle égalité;
bied ik mijn broeder haven sur Terre se rend une fête
deel oogst in dit rijk land. plein de fraternité.
Voor God wil ik belijden À Dieu je me présente
dat ik niet heb gewaagd sans gloire , sans vigeur
lijf en goed meenge tijden d'amour insuffisante
te dienen heb versaagd. emprisonné par peur.
De Heer heb ik gebeden Le Christ Sauveur m'enseigne
tot Herderlijke macht; son vivre en servant;
Zijn eeuwig Rijk betreden le grand jour de son règne
is wat mijn hart verwacht j"espère au cour criant.
melodie:
g g g fis f e c
d d +c b gis a
g f e d d f f
e g e d e d c
-b d d g d f e
a gis gis a +c b
+c e e g f e d f
a g e d c -b c
of een noot hoger

Geen opmerkingen: